ECLI:NL:RVS:2020:2579
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet te worden uitgezet
Op 30 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door twee vreemdelingen. De vreemdelingen hadden eerder aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 december 2019 waren afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 14 september 2020 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen geconstateerd dat de vreemdelingen een verzoek hebben ingediend om te voorkomen dat zij worden uitgezet en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. Gezien de omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen, waarbij is bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 525,00, te wijten aan rechtsbijstand verleend door een derde.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van vreemdelingen in asielprocedures, vooral in situaties waarin er een risico op uitzetting bestaat voordat er een definitieve uitspraak is gedaan in hoger beroep.