ECLI:NL:RVS:2020:2399
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf gemeenschapsonderdaan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 8 april 2020. De vreemdeling had een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 28 november 2018 afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 26 augustus 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 8 april 2020, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. D. Schaap, advocaat te Rotterdam.
De Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte het geconstateerde gebrek in de procedure niet heeft verholpen door de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De Raad oordeelde dat de grieven van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden, behalve voor het onderdeel dat betrekking had op de proceskosten. De Raad verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris werd veroordeeld tot betaling van € 1575,00 aan proceskosten aan de vreemdeling, die deze kosten had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.