Uitspraak
Datum uitspraak: 7 oktober 2020
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het verzoek om wijziging van haar geboortedatum in de basisregistratie personen (brp) werd afgewezen. [appellante] is ingeschreven in de brp met een geboortedatum die zij betwist en heeft verzocht deze te wijzigen op basis van documenten die zij uit Irak heeft ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft het verzoek afgewezen, omdat zij van mening was dat [appellante] niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de in de brp opgenomen geboortedatum onjuist was.
De rechtbank heeft de afwijzing van het college in bezwaar bevestigd, wat heeft geleid tot het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat [appellante] niet heeft aangetoond dat de in de brp vermelde gegevens feitelijk onjuist zijn. De Afdeling benadrukt dat het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, geleverd moet worden door overlegging van de juiste brondocumenten. De documenten die [appellante] heeft overgelegd, zijn niet als zodanig erkend, en de Afdeling volgt de rechtbank in haar oordeel dat het college het verzoek om wijziging van de geboortedatum heeft kunnen afwijzen.
De uitspraak bevestigt dat de gegevens in de brp zo betrouwbaar mogelijk moeten zijn en dat gebruikers erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. De Afdeling heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.