ECLI:NL:RVS:2020:229

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
201903835/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris over vertrek vreemdeling uit de Europese Unie

Op 1 oktober 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 19 april 2019 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

In de uitspraak van 27 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de grief van de vreemdeling slaagt. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 28 augustus 2019, waarin is overwogen dat het vertrek van een vreemdeling uit een lidstaat tijdens de behandeling van zijn asielverzoek gelijkgesteld kan worden met een impliciete intrekking van dat verzoek. Dit betekent dat een schriftelijke intrekking niet noodzakelijk is. De vreemdeling had ten onrechte betoogd dat de staatssecretaris verplicht was om een terugnameverzoek bij Duitsland in te dienen, en dat deze mogelijkheid in de belangenafweging betrokken moest worden.

De Raad van State heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. N. Verheij en de leden mr. C.M. Wissels en mr. D.A. Verburg, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 januari 2020.

Uitspraak

201903835/1/V3.
Datum uitspraak: 27 januari 2020
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 april 2019 in zaak nr. 18/8064 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2018 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie binnen een termijn van 28 dagen te verlaten.
Bij uitspraak van 19 april 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
De grief slaagt al daarom.
3.1.    De Afdeling heeft in haar uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2962, overwogen dat uit het arrest van het Hof van Justitie van 2 april 2019, H. en R., ECLI:EU:C:2019:280, volgt dat het vertrek van een vreemdeling uit een lidstaat gedurende de behandeling van zijn asielverzoek wordt gelijkgesteld met een impliciete intrekking van dat verzoek. Een schriftelijke intrekking is dus niet vereist. Voor deze gelijkstelling is ook niet vereist dat de staatssecretaris de vreemdeling op de hoogte stelt dat niet op zijn asielverzoek in Duitsland zal worden beslist en hij in Nederland asiel kan aanvragen. De vreemdeling betoogt in het licht van wat hij heeft aangevoerd dan ook ten onrechte dat de staatssecretaris gehouden was een terugnameverzoek bij Duitsland in te dienen. In het verlengde daarvan was hij ook niet verplicht de mogelijkheid van een terugnameverzoek in een belangenafweging te betrekken.
De beroepsgronden falen al daarom.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
III.    verklaart het beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Meurs-Heuvel voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2020
47-888.