ECLI:NL:RVS:2020:229
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- C.M. Wissels
- D.A. Verburg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris over vertrek vreemdeling uit de Europese Unie
Op 1 oktober 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een besluit genomen waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 19 april 2019 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
In de uitspraak van 27 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de grief van de vreemdeling slaagt. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 28 augustus 2019, waarin is overwogen dat het vertrek van een vreemdeling uit een lidstaat tijdens de behandeling van zijn asielverzoek gelijkgesteld kan worden met een impliciete intrekking van dat verzoek. Dit betekent dat een schriftelijke intrekking niet noodzakelijk is. De vreemdeling had ten onrechte betoogd dat de staatssecretaris verplicht was om een terugnameverzoek bij Duitsland in te dienen, en dat deze mogelijkheid in de belangenafweging betrokken moest worden.
De Raad van State heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. N. Verheij en de leden mr. C.M. Wissels en mr. D.A. Verburg, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 januari 2020.