ECLI:NL:RVS:2020:2251
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid
Op 17 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2020 was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 augustus 2020 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat er een beslissing is in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Hij concludeerde dat de uitspraak van de rechtbank niet inhoudt dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen, en dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen heeft. Bovendien vergt de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
In de beslissing is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 525,00, te betalen voor rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 september 2020.