ECLI:NL:RVS:2020:209
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van bestuurlijke boetes voor onttrekking van woningen aan bestemming tot bewoning
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder de beroepen van [appellante] ongegrond verklaard, die bestonden uit bezwaren tegen twee bestuurlijke boetes van elk € 20.500,00 opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Deze boetes waren opgelegd voor het onttrekken van de woningen op de adressen [locatie A] en [locatie B] aan de bestemming tot bewoning. De besluiten tot het opleggen van de boetes waren genomen op 25 juli 2017, en de bezwaren van [appellante] werden op 19 maart 2018 ongegrond verklaard.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op 20 december 2019, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door mr. I. de Roos, en het college door mr. R. Lo Fo Sang. De Afdeling heeft vastgesteld dat [appellante] sinds 14 maart 2014 eigenaar is van de woning op [locatie A] en sinds 17 oktober 2014 van de woning op [locatie B]. Uit onderzoek bleek dat er op beide adressen niemand ingeschreven stond in de basisregistratie personen en dat de woningen aan de bestemming tot bewoning waren onttrokken zonder de benodigde omgevingsvergunning.
In hoger beroep herhaalde [appellante] de gronden die eerder in bezwaar en beroep waren aangevoerd, maar de Afdeling oordeelde dat deze gronden niet leidden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2020.