ECLI:NL:RVS:2020:1889
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 5 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 januari 2020 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 29 juni 2020 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Hij oordeelde dat de uitspraak van de rechtbank niet inhoudt dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen, en dat de uitvoering van de uitspraak geen gevolgen heeft die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Bovendien was de voorzieningenrechter van mening dat de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris vergt. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020, en de voorzieningenrechter was mr. A.W.M. Bijloos, bijgestaan door griffier mr. J.A. Verweij. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.