ECLI:NL:RVS:2020:175

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
201901989/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar vergunning woningvorming in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2019. De rechtbank had het beroep van [appellanten] ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 14 december 2017 een vergunning had verleend voor het wijzigen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad door het vormen van vijf woningen op de tweede, derde en vierde verdieping van een pand aan de [locatie 1]. [appellanten], eigenaren van een woning aan de [locatie 2], hebben geen bezwaar aangetekend binnen de bezwaartermijn. Het college verklaarde hun bezwaar op 15 mei 2018 niet-ontvankelijk.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 november 2019 behandeld. [appellanten] betogen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij zich hadden aangemeld voor de berichtenservice van www.overheid.nl en erop vertrouwden dat zij op de hoogte zouden worden gehouden van de vergunningverlening. De Afdeling oordeelt dat het college ten onrechte het bezwaar van [appellanten] niet-ontvankelijk heeft verklaard. De termijnoverschrijding is verschoonbaar, omdat [appellanten] aannemelijk hebben gemaakt dat zij alle opties voor kennisgeving van vergunningen rondom hun adres in de berichtenservice hebben aangevinkt.

De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het besluit van 15 mei 2018 van het college alsnog gegrond. Het college moet opnieuw beslissen op het bezwaar van [appellanten] en is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en informatievoorziening door de gemeente aan betrokkenen bij vergunningverlening.

Uitspraak

201901989/1/A3.
Datum uitspraak: 22 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2019 in zaak nr. 18/4116 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2017 heeft het college een vergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het wijzigen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad door het vormen van vijf woningen op de tweede, derde en vierde verdieping van het pand aan de [locatie 1] (hierna: de vergunning).
Bij besluit van 15 mei 2018 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 januari 2019 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2019, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. D. op de Hoek, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder] gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellanten] zijn eigenaar van de woning aan de [locatie 2] te Amsterdam. Voor de woningen op de tweede, derde en vierde verdieping boven de woning van [appellanten] is vergunning verleend voor het vormen van vijf woningen. [appellanten] hebben niet binnen de bezwaartermijn bezwaar aangetekend tegen de verlening van deze vergunning.
Belang bij het beroep
2.    [vergunninghouder] betoogt dat [appellanten] geen belang meer hebben bij hun beroep omdat geen gebruik is gemaakt van de vergunning binnen de daarin gestelde termijn en deze daarom is vervallen en omdat inmiddels een nieuwe vergunning is verleend.
De vergunning voor het wijzigen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad voor het realiseren van vijf nieuwe zelfstandige woonruimten op de [locatie 1] in Amsterdam is verleend met de voorwaarde dat het uitvoeren van de vergunning binnen één jaar na dagtekening van het besluit moet plaats vinden. Het besluit heeft als dagtekening 14 december 2017. Op 14 december 2018 zou deze dus moeten zijn uitgevoerd. Op 19 juli 2017 een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van de vijf woningen waaronder het bouwen van een extra bouwlaag met een vijfde woning en verblijfsruimten voor de vier ondergelegen woningen. De vierde verdieping is door de tegenwerking van [appellanten] in de vereniging van eigenaren en door civiele procedures nog niet gerealiseerd. De vergunning is dus niet binnen één jaar na de dagtekening van het besluit uitgevoerd. Bovendien is aan [vergunninghouder] op 1 augustus 2018 een nieuwe vergunning verleend waarin niet de verplichting staat om extra verblijfsruimten op de extra verdieping te realiseren.
2.1.    Artikel 3.3.3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (hierna: de Huisvestingsverordening) luidt:
"Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken:
a. indien niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming.
[…]"
2.2.    Niet gebleken is dat gebruik is gemaakt van de bevoegdheid om de verleende vergunning in te trekken. De vergunning is derhalve niet vervallen. [appellanten] hebben daarnaast verzocht het college te veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten van [appellanten] in bezwaar. [appellanten] hebben daarom procesbelang.
Hoger beroep
3.    [appellanten] betogen dat de termijnoverschrijding in bezwaar verschoonbaar is. Zij hebben erop vertrouwd dat zij door aanmelding bij de berichtenservice van www.overheid.nl bericht zouden krijgen van de verlening van de vergunning. Zij stellen dat niet is gebleken dat zij zich niet juist hebben aangemeld voor de berichtenservice van www.overheid.nl. Daarnaast is ten onrechte geoordeeld dat de berichtenservice enkel een serviceproduct is waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. [appellanten] hebben er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat zij met de aanmelding voor de berichtenservice op de hoogte zouden worden gehouden van de vergunningverlening. Het betreft een van overheidswege beheerde website, waarbij de gemeente Amsterdam is aangesloten. De website wekt de indruk dat deze bij aanmelding een volledig beeld geeft van de besluiten van de daarbij aangesloten overheidslichamen. Het college gaat daar zelf ook van uit zo blijkt uit de e-mail van het college van 22 maart 2018. Daarin stelt het college dat je niet meer zelf hoeft te gaan zoeken naar publicaties als je je aanmeldt voor de berichtenservice. Het oordeel van de rechtbank dat de toezegging in de e-mail van 22 maart 2018 niet onvoorwaardelijk is omdat in de e-mail wordt gezegd dat op de website de opties moeten worden aangevinkt waarvan men op de hoogte wil worden gehouden, gaat hier niet op omdat [appellanten] alle opties voor vergunningen hebben aangevinkt. [appellanten] hebben e-mails van de berichtenservice overgelegd waaruit blijkt dat zij wel notificaties kregen van de berichtenservice over andere vergunningen en besluiten. Het college heeft ter zitting bij de rechtbank gezegd dat als wel alle opties waren aangevinkt de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. Desondanks is niet nagegaan of dat het geval was, aldus [appellanten]. Het college heeft hen daarnaast ten onrechte niet gehoord, zodat zij hun standpunt omtrent de verschoonbaarheid niet hebben kunnen toelichten.
3.1.    De bezwaartermijn liep tot en met 26 januari 2018. Het bezwaarschrift van [appellanten] is door het college op 13 februari 2018 ontvangen.  [appellanten] betwisten niet dat dit buiten de bezwaartermijn is.
Het besluit van 14 december 2017 is op 20 december 2017 in de Staatscourant gepubliceerd en bekendgemaakt op www.overheid.nl en geplaatst op www.redactie-bekendmakingen.amsterdam.nl.
Bij de berichtenservice op www.overheid.nl kun je je aanmelden voor de service "berichten over uw buurt". De berichten zijn verdeeld over vier hoofdcategorieën: Rondom een adres, Voorlichting, Bestemmingsplannen en Voorschriften en beleid. Onder de categorie Rondom een adres vallen onder andere de subcategorieën onttrekkingsvergunning, splitsingsvergunning en gebruiksvergunning. Onder de categorie Voorlichting vallen volgens de website berichten over voorlichting voor de hele gemeente over bijvoorbeeld openingstijden, huisafval, inspraak en verkiezingen.
In het advies van de bezwaarschriftencommissie dat in het besluit op bezwaar is overgenomen, staat dat de bekendmaking van de vergunning onder de subcategorie "overig" in de hoofdcategorie "Voorlichting" is gepubliceerd.
3.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3419 brengt de enkele omstandigheid dat [appellanten] zich hebben aangemeld bij de e-mailservice van www.overheid.nl niet mee dat zij er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat zij op de hoogte zouden worden gehouden van alle voor hen mogelijk relevante besluiten, zoals in dit geval het verlenen van een woningvormingsvergunning in de omgeving van hun perceel. Bedoelde e-mailservice laat onverlet dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van [appellanten] behoort om er zorg voor te dragen dat zij op de hoogte geraken van verlening van vergunningen. Er kan echter sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan [appellanten] er rechtens op mochten vertrouwen dat zolang geen daartoe strekkend e-mailbericht van www.overheid.nl is ontvangen nog geen vergunning is verleend.
[appellanten] hebben stukken overgelegd waarmee aannemelijk is gemaakt dat alle opties voor kennisgeving van vergunningen rondom hun adres in de berichtenservice zijn aangevinkt. Het college heeft het tegendeel niet aangetoond, terwijl het ter zitting bij de rechtbank heeft gesteld dat als alles aangevinkt was, de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit strookt met de mededeling van het college aan [appellanten] dat je niet meer zelf hoeft te gaan zoeken naar publicaties als je je aanmeldt voor de berichtenservice. Dat de bekendmaking van de vergunning is geplaatst in de categorie ‘’overig’’ onder de hoofdcategorie ‘’Voorlichting’’ past niet in de systematiek van de categorieën van de berichtenservice nu de bekendmakingen van vergunningen op grond van de Huisvestingsverordening onder de hoofdcategorie "Rondom een adres" staan vermeld. Het kan [appellanten] daarom niet worden aangerekend dat zij de categorie "overig" onder "Voorlichting" niet hebben aangevinkt. Gelet op het voorgaande is de termijnoverschrijding verschoonbaar en heeft het college het bezwaar van [appellanten] ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard..
Het betoog van [appellanten] slaagt.
4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 15 mei 2018 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het college dient opnieuw te beslissen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
5.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 januari 2019 in zaak nr. 18/4116;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 15 mei 2018, kenmerk Z-17-31237-uit-18-63642;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2100,00 (zegge: tweeduizend honderd euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 429,00 (zegge: vierhonderdnegenentwintig euro) voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Sevenster    w.g. Rietberg
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2020
725.