ECLI:NL:RBAMS:2019:565

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
18/4116
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaar tegen vergunningverlening en verantwoordelijkheden van eisers

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2019, gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een vergunning die is verleend voor het wijzigen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Eisers, eigenaren van een woning in Amsterdam, hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 14 december 2017, waarbij aan een derde-partij een vergunning werd verleend. Het bezwaar van eisers werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 15 mei 2018 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de bezwaartermijn van zes weken, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was overschreden. Eisers stelden dat zij pas op 2 februari 2018 op de hoogte waren geraakt van het besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de aanmelding bij de e-mailservice niet voldoende was om hen te ontslaan van hun verantwoordelijkheid om op de hoogte te blijven van relevante vergunningen. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet konden vertrouwen op de e-mailservice en dat de gevolgen van hun keuze om deze service te gebruiken voor hun eigen risico kwamen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/4116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser] ,eiser en
[eiseres], eiseres, beide te Amsterdam (hierna samen te noemen: eisers)
(gemachtigde: mr. D. op de Hoek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. R. Offenberg).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder] , te Amsterdam, vergunninghouder (gemachtigde: mr. M.J. Drijfholt).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een vergunning verleend voor het wijzigen van de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
Bij besluit van 15 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , als waarneemster van zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het primaire besluit betreft een vergunning tot het vormen van vijf woningen op de tweede, derde en vierde verdieping van het pand aan de [adres] [nummer] . Eisers zijn eigenaar van de woning aan de [adres] [nummer] -huis te Amsterdam. Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Een te laat ingediend bezwaar of beroep wordt in principe niet-ontvankelijk verklaard, tenzij er een verschoonbare reden voor de te late indiening is (artikel 6:11 van de Awb).
3. Het primaire besluit is op 20 december 2017 in de Staatscourant gepubliceerd en bekendgemaakt op de website
www.overheid.nlen geplaats op
www.redactie-bekendmakingen.amsterdam.nl. De bezwaartermijn van het primaire besluit liep tot en met 26 januari 2018. Het bezwaarschrift van eisers is door verweerder op 13 februari 2018 ontvangen. Verweerder heeft bij brief van 19 februari 2018 eisers in de gelegenheid gesteld te laten weten waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend.
4. Eisers hebben in hun reactie van 2 maart 2018 aangevoerd dat zij pas
op 2 februari 2018 op de hoogte zijn geraakt van het besluit. Zij ontvingen op 2 februari 2018 namelijk een dagvaarding van de vergunninghouder in verband met een civiele kwestie ter zake het pand. Eisers zijn ook niet via de digitale berichtenservice van de gemeente, waar zij zich speciaal voor hebben aangemeld, geïnformeerd.
5. Verweerder heeft – conform het advies van de bezwaarschriftencommissie –
de door eisers genoemde reden voor de termijnoverschrijding niet verschoonbaar geacht en het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Uit onderzoek is gebleken dat eisers zich bij de e-mail berichtenservice zich niet voor alle type berichten hebben aangemeld en om die reden het gepubliceerde besluit niet hebben ontvangen. Eisers hadden zich ook voor berichten in de categorie ‘voorlichting’ moeten aanmelden. Verweerder overweegt bovendien dat het om een service-product gaat, waar geen officieel karakter vanuit gaat.
6. In beroep blijven eisers bij hun standpunt, zoals in bezwaar naar voren gebracht. Zij doen een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Zij betwisten de feitelijke uitleg van verweerder over de werking van de berichtenservice. Eisers hebben zich voor de service ‘berichten over uw buurt’ op de website
www.overheid.nlaangemeld voor berichten in de categorie ‘rondom een adres’ met een straal van 250 meter. Volgens de website vallen hier onder meer berichten over onttrekkingsvergunningen. Zij stellen zich op het standpunt dat zij erop mochten vertrouwen dat zij via die website tijdig werden geïnformeerd over de verlening van de woningvormingsvergunning. Het kan hen niet worden verweten dat dit niet het geval was. Onder de categorie ‘voorlichting’ vallen volgens de website berichten/voorlichting voor de hele gemeente over bijvoorbeeld openingstijden, huisvuil, inspraak en verkiezingen. Volgens eisers konden zij niet weten, en is het ook onlogisch, dat zij voor de categorie voorlichting hadden moeten kiezen en vervolgens ook nog de optie overig hadden moeten selecteren. Bovendien heeft verweerder eisers in een e-mail van 22 maart 2018 geschreven dat bij aanmelding van de berichtenservice men niet zelf hoeft te gaan zoeken naar publicaties. Tot slot stellen eisers dat verweerder hen ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar.
7. In geschil is allereerst de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de aanmelding bij de berichtenservice er niet toe leidt dat eisers erop mochten vertrouwen dat zij (tijdig) op de hoogte zouden worden gehouden van alle voor hen mogelijk relevante besluiten. De vraag of eisers zich hadden aangemeld voor de juiste categorie buiten beschouwing gelaten, overweegt de rechtbank dat de aanmelding bij de e-mailservice onverlet laat dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van eisers behoort om er zorg voor te dragen dat zij op de hoogte raken van om hun woning betrekking hebbende vergunningen. De gevolgen van hun keuze om daarbij te vertrouwen op de e-mailservice van www.overheid.nl en niet tevens de officiële publicatiewebsites te raadplegen, komen voor eigen risico. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 december 2017 (de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2017:3419).
Het e-mailbericht van 22 maart 2018 vormt evenmin een reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daarin worden eisers inderdaad geïnformeerd door een medewerker van verweerder over de mogelijkheid zich in te schrijven voor de berichtenservice op de website
www.overheid.nl, “zodat men niet zelf hoeft te gaan zoeken naar publicaties”. Daarbij wordt echter duidelijk gezegd dat men bij die website zelf de onderwerpen moet aangeven waarover men geïnformeerd wenst te worden. Er is dus geen sprake van een onvoorwaardelijke toezegging door verweerder, die eisers van de verantwoordelijkheid ontslaat zorg te dragen dat zij op de hoogte raken van om hun woning betrekking hebbende vergunningen.
Ook overigens ziet de rechtbank geen verschoonbare reden voor de te late indiening van het bezwaarschrift.
8. Met betrekking tot de beroepsgrond van eisers dat zij niet op hun bezwaarschrift zijn gehoord, overweegt de rechtbank het volgende. De vraag of in bezwaar al dan niet een hoorplicht bestaat, wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Awb. Uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7:3 van de Awb zich voordoet, onder meer een niet-ontvankelijk bezwaar. Van kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar is sprake als redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over de uitkomst. Eisers zijn bij brief van 19 februari 2018 in de gelegenheid gesteld de reden van de termijnoverschrijding in te dienen. Eisers hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De rechtbank is, gelet op de door eisers aangeven redenen voor de termijnoverschrijding en gelet op vorenstaande overwegingen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar en dat daarom van het horen van eisers kon worden afgezien. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Verweerder heeft het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de inhoud van de zaak, te weten de verleende vergunning tot woningvorming.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Oosterhuis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.