ECLI:NL:RVS:2020:156
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 september 2019 de aanvraag van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, had op 30 september 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen de rechtsvraag over de positie van Hazara in Afghanistan behandeld, waarbij verwezen werd naar een eerdere uitspraak van 18 december 2019. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grief van de vreemdeling slaagt en dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 12 september 2019 is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 1.575,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 januari 2020.