ECLI:NL:RVS:2020:153

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
201907100/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 20 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vier vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 11 maart 2019 de aanvragen opnieuw afgewezen, waarop de vreemdelingen in beroep gingen bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 27 augustus 2019. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.M. Tjong Kim Sang, gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in haar overwegingen de rechtsvraag over de positie van Hazara in Afghanistan behandeld, waarbij zij verwees naar een eerdere uitspraak van 18 december 2019. De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdelingen slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de besluiten van de staatssecretaris van 11 maart 2019 werden eveneens vernietigd. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw op de aanvragen te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.

Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 1.575,00 bedroegen, ter dekking van de kosten voor rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 20 januari 2020, door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.

Uitspraak

201907100/1/V2.
Datum uitspraak: 20 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 27 augustus 2019 in zaken nrs. NL19.7782, NL19.7783, NL19.7780 en NL19.7781 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 11 maart 2019 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 27 augustus 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De in de tweede grief aan de orde gestelde rechtsvraag over de positie van Hazara in Afghanistan heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4202. Uit deze uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Uit de uitspraak van 18 december 2019 volgt dat het beroep ook gegrond is en de besluiten van de staatssecretaris van 11 maart 2019 moeten worden vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw op de aanvragen moet beslissen en daarbij rekening moet houden met de feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdelingen verder in hoger beroep en beroep hebben aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 27 augustus 2019 in zaken nrs. NL19.7782, NL19.7783, NL19.7780 en NL19.7781;
III.    verklaart het beroep gegrond;
IV.    vernietigt de besluiten van 11 maart 2019, V-[…], V-[…], V-[…] en V-[…];
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.575,00 (zegge: vijftienhonderdvijfenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Baldinger    w.g. Bossmann
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2020
314-897.