ECLI:NL:RVS:2020:152
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen
Op 20 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 augustus 2019 deze aanvragen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag had op 4 oktober 2019 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep gingen, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvraag over de positie van Hazara in Afghanistan behandeld, waarbij zij verwees naar een eerdere uitspraak van 18 december 2019. De Afdeling concludeerde dat de grieven van de vreemdelingen slagen en dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de besluiten van de staatssecretaris van 29 augustus 2019 moesten eveneens worden vernietigd. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw op de aanvragen te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 1.575,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.