ECLI:NL:RVS:2020:1213
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 13 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke op 23 mei 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De staatssecretaris had ook ambtshalve geweigerd om uitstel van uitzetting te verlenen, krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 maart 2020 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde voor zover het de weigering van uitstel van uitzetting betrof. De rechtbank bepaalde dat de uitzetting van de vreemdeling met ingang van 23 mei 2017 achterwege blijft.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.