ECLI:NL:RVS:2020:1212

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
201902049/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 februari 2019 hun beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 december 2016 was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 21 juli 2017, hebben de vreemdelingen beroep aangetekend bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgewezen.

In hoger beroep hebben de vreemdelingen een rapport van een DNA-onderzoek overgelegd, maar dit kon niet worden meegenomen in de beoordeling vanwege het ex-tuncbeoordelingskader. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.W. Prins, griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.

Uitspraak

201902049/1/V2.
Datum uitspraak: 13 mei 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdelingen],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 12 februari 2019 in zaak nr. 17/13788 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 juli 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. S.T.C. Rebergen, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen hebben een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.    Op 22 november 2019 hebben de vreemdelingen eerst in hoger beroep een rapport van een door Verilabs uitgevoerd DNA-onderzoek van 20 september 2019 overgelegd. Gelet op het toepasselijke ex-tuncbeoordelingskader kan dat rapport niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken.
2.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2020
844.