ECLI:NL:RVS:2020:1092
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld. Bij besluit van 31 januari 2020 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring geplaatst. De rechtbank Den Haag heeft op 3 april 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Ben Ahmed, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 22 april 2020 geoordeeld dat de rechtbank zich niet bevoegd heeft verklaard om het hoger beroep te behandelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheid is voor hoger beroep tegen de maatregel van bewaring, zoals vastgelegd in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De argumenten die de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, zijn niet voldoende om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.
De Raad van State heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 april 2020.