201904511/1/A3.
Datum uitspraak: 8 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haarlem,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 april 2019 in zaak nr. 18/5532 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2018 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 14 november 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 april 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2020, waar [appellant], bijgestaan door mr. B.R. de Boer-Kühn, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Braeken, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De relevante bepalingen van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2017 (hierna: de Huisvestingsverordening) zijn opgenomen in de bijlage, die deel van deze uitspraak uitmaakt.
1.1. [appellant] woont op een studentenkamer aan de Delftstraat in Haarlem. Eind 2017 was hij afgestudeerd en diende hij zijn kamer te verlaten. Omdat hij medische klachten heeft, wil hij met voorrang in aanmerking komen voor een betaalbare zelfstandige woning die een gesloten keuken heeft en die zo nodig bereikbaar is met een lift. Daartoe heeft hij op 28 november 2017 een aanvraag gedaan om een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning.
Bij het besluit van 15 maart 2018 heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan dit besluit heeft het college een negatief advies van de urgentiecommissie van 26 februari 2018 ten grondslag gelegd.
Bij het besluit van 14 november 2018 heeft het college, onder overneming van een advies van de adviescommissie voor bezwaarschriften (hierna: de adviescommissie), het bezwaar van [appellant] tegen de afwijzing ongegrond verklaard en die afwijzing gehandhaafd. Aan dit besluit zijn nieuwe adviezen van Treve Advies van 18 juni 2018 en 10 september 2018 ten grondslag gelegd.
Op de zitting bij de rechtbank is gebleken dat [appellant] opnieuw is gaan studeren. Hij hoeft zijn kamer daarom nu niet te verlaten. Zijn woonruimte acht hij toch ongeschikt voor hem, omdat hij die moet delen en geen gesloten keuken heeft. Indien op zijn kamer wordt gekookt, krijgt hij last van zijn luchtwegen. De rechtbank heeft de afwijzing van zijn aanvraag rechtmatig geacht.
Hoger beroep
Medische adviezen
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de adviezen van Treve Advies aan het besluit van 14 november 2018 ten grondslag heeft mogen leggen. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij een ernstige en blijvende longaandoening heeft die zijn functioneren in het dagelijkse leven belemmert. Ter onderbouwing van zijn longklachten heeft hij verklaringen van zijn internist van 3 september 2015 en 25 december 2017 overgelegd. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat hij psychische klachten heeft. Ter onderbouwing daarvan heeft hij verklaringen van zijn behandelende psychiaters en psychologen overgelegd van onderscheidenlijk 23 februari 2018 en 20 mei 2019. Daarin staat dat hij grote behoefte heeft aan een rustige en stabiele woonomgeving, omdat hij lichamelijke en psychische klachten heeft. Het wonen in een woning die niet passend is, leidt tot stress.
Ook heeft de rechtbank niet onderkend dat de medische adviezen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. De adviescommissie heeft een adviesaanvraag gedaan bij Treve Advies, maar als gevolg van de gebrekkige vraagstelling daarin is ten onrechte niet onderzocht of zijn longaandoening een contra-indicatie is om te verblijven in een woonruimte zonder gesloten keuken. Ook is in het onderzoek ten onrechte geen advies ingewonnen van zijn behandelende psychiater en psycholoog van de GGZ. Verder is in de adviezen niet inzichtelijk gemaakt waarom zijn medische klachten geen noodzaak vormen om te verhuizen. Ten onrechte worden zijn ademhalingsklachten, die veroorzaakt worden door fijnstof dat bij het koken vrijkomt, onderschat. De blootstelling aan fijnstof is voor hem schadelijk en kan, zoals blijkt uit diverse publicaties, levensbedreigend zijn, aldus [appellant].
2.1. In het advies van de urgentiecommissie dat aan het besluit van 15 maart 2018 ten grondslag is gelegd zijn de onderzoeksbevindingen van een arts van Treve Advies in aanmerking genomen. Volgens die arts is niet gebleken dat [appellant] in zijn lichamelijke of sociaal-psychische gezondheid zeer ernstig wordt bedreigd als gevolg van de huidige woonsituatie.
In de bezwaarprocedure heeft [appellant] een brief van zijn behandelende psychiater en psycholoog van 23 februari 2018 overgelegd. In die verklaring staat dat hij opnieuw onder behandeling is bij de GGZ. De hoofddiagnose is ptss en daarnaast heeft hij ernstige lichamelijke problemen. Een juiste woonruimte is van belang voor zijn stabiliteit en voor de verbetering van zijn psychische klachten, aldus de verklaring. Deze mededeling is herhaald in een verklaring van 20 mei 2019.
Op 18 juni 2018 heeft een medisch adviseur van Treve Advies per e-mail een aanvullend advies uitgebracht. Daarin staat dat de brief van 23 februari 2018 niet tot een andere conclusie leidt. De klachten van [appellant] zijn in het verleden ontstaan en hebben geen relatie met zijn woonruimte. Wat betreft de klachten aan zijn luchtwegen, is de medische adviseur van mening dat hij ook op een kamer kan wonen waar de gemeenschappelijke keuken afgesloten is van zijn woonruimte. De noodzaak voor een zelfstandige woonruimte is niet gebleken, aldus de medisch adviseur.
Op 10 september 2018 heeft een arts van Treve Advies opnieuw een aanvullend advies uitgebracht. In dit advies zijn de bevindingen van een onderzoek naar [appellant] tijdens een spreekuur in aanmerking genomen en ook medische informatie van zijn internist. Volgens de medische adviseur zijn de longklachten waarschijnlijk een gevolg van overgevoeligheid die losstaat van zijn longaandoening. In het advies wordt geconcludeerd dat zijn medische problemen niet gerelateerd zijn aan zijn woonruimte en dat die een verhuizing op korte termijn ook niet noodzakelijk maken.
2.2. De Afdeling volgt [appellant] niet in zijn stelling dat in het medische onderzoek geen rekening is gehouden met het feit dat zijn kamer geen gesloten keuken heeft waardoor hij last krijgt van fijnstof bij het koken. In het advies van 10 september 2018 staat dat [appellant] heeft toegelicht dat er een kookstel op zijn kamer staat, maar dat er geen afzuigkap is waardoor hij bij het koken klachten van kortademigheid krijgt. Mede op basis van deze toelichting is de medische adviseur tot zijn conclusie en advies gekomen. In het medisch onderzoek is dus wel rekening gehouden met het feit dat de kamer van [appellant] geen gesloten keuken heeft. Verder is de Afdeling van oordeel dat in het advies van 10 september 2018 inzichtelijk is gemaakt waarom er geen urgente reden wordt aangenomen voor een verhuizing. Daarin staat dat [appellant] zo nodig in een mensa kan eten of thuis in een magnetron kant-en-klaarmaaltijden kan bereiden. [appellant] heeft hier tegenin gebracht dat hij op een normale wijze gebruik moet kunnen maken van zijn woonruimte en dat de mogelijkheid om te koken daarbij hoort. In deze procedure staat echter de vraag ter beoordeling of hij zeer ernstig in zijn gezondheid wordt bedreigd door zijn huidige woonsituatie en niet of hij op een normale wijze gebruik kan maken van zijn kamer. Verder is niet gebleken dat het eten in een mensa of het bereiden van al dan niet kant- en-klare maaltijden in een magnetron voor hem op onoverkomelijke bezwaren stuit. Ook gaat de Afdeling niet mee in de stelling dat er geen advies is ingewonnen over zijn psychische problemen bij zijn behandelende psychiater en psycholoog. In de medische adviezen is rekening gehouden met de brief van de behandelende psychiater en psycholoog van 23 februari 2018. De verklaring van 20 mei 2019 bevat geen aanvullende informatie ten opzichte van de verklaring van 23 februari 2018. Uit de verklaringen van 23 februari 2018 en 20 mei 2019 volgt verder niet dat zijn stressklachten zo ernstig zijn dat een verhuizing noodzakelijk is.
2.3. Gelet op het overwogene onder 2.1 en 2.2 heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de medische onderzoeken van Treve Advies zo’n leemte in kennis of gebrek vertonen dat het college die niet aan het besluit van 14 november 2018 ten grondslag had mogen leggen. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de lichamelijke en/of sociaal-psychologische gezondheid van [appellant] zeer ernstig wordt bedreigd als gevolg van zijn huidige woonsituatie.
2.4. Het betoog faalt.
Hardheidsclausule
3. Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte geen grond heeft gezien voor het oordeel dat het college toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule van artikel 21 van de Huisvestingsverordening. Het college heeft zijn belang bij een urgentieverklaring voor een nieuwe passende woning niet onderkend en is voorbij gegaan aan zijn lichamelijke en psychische beperkingen, die ernstig en blijvend zijn, aldus [appellant].
3.1. Het college geeft alleen in uitzonderlijke situaties toepassing aan de hardheidsclausule van artikel 21 van de Huisvestingsverordening. Dat gebeurt alleen wanneer een bestaande situatie om medische, psycho-sociale of maatschappelijke redenen zo onverantwoord is dat toewijzing van een zelfstandige woning zo spoedig mogelijk moet gebeuren. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich, gelet op het overwogene onder 2.1 en 2.2, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet van een bijzondere hardheid getuigt om de aanvraag om een urgentieverklaring af te wijzen. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid geen aanleiding hoefde te zien om toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
3.2. Het betoog faalt.
Slotsom
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. R.J. Koopman, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2020
629.
BIJLAGE
Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2017
Artikel 9. Voorrang bij urgentie, van toepassing voor de gemeenten in Zuid-Kennemerland
[…]
2. Bij het verlenen van huisvestingsvergunningen wordt voorrang gegeven aan woningzoekenden voor wie de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders een schriftelijke urgentieverklaring verlenen. Onverminderd artikel 12, derde lid van de wet, kan de voorrang slechts worden verleend aan inwoners van Zuid-Kennemerland met een inkomen van ten hoogste € 40.394 (prijspeil 2017), onverminderd de verplichtingen van woningcorporaties op het gebied van passend toewijzen op basis van inkomen op grond van de Woningwet 2015.
[…]
4. Tot de woningzoekenden bedoeld in het tweede lid behoort tevens de woningzoekende
a. die in zijn lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid zeer ernstig wordt bedreigd als gevolg van de huidige woonsituatie en die minimaal twee jaar inwoner is van een van de gemeenten in Zuid-Kennemerland;
[…].
5. Woningzoekenden die zelf verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de ontstane woonproblematiek of die onvoldoende pogingen hebben gedaan om zelf een oplossing te vinden, komen niet in aanmerking voor voorrang.
Artikel 21. Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.