ECLI:NL:RVS:2020:1016

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
201904507/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor overtredingen van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot medische claims op een website

Op 8 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellante] tegen de minister voor Medische Zorg. De zaak betreft een bestuurlijke boete van € 8.166,- die op 1 december 2017 aan [appellante] was opgelegd voor twee overtredingen van de Geneesmiddelenwet (Gnw). De minister stelde dat [appellante] op haar website medische claims maakte over het product [naam], dat werd gepresenteerd als geschikt voor het genezen of voorkomen van ziekten, zonder dat hiervoor een handelsvergunning was verleend. Na een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op 22 maart 2017, werd een boeterapport opgemaakt waarin deze overtredingen werden gedocumenteerd.

In een eerder besluit van 9 mei 2018 had de minister de boete herroepen voor de overtreding van artikel 40, tweede lid, van de Gnw, maar de boete voor de overtreding van artikel 84, eerste lid, werd gehandhaafd. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van [appellante] tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep betoogde [appellante] dat zij geen reclame had gemaakt voor een geneesmiddel en dat gelijke gevallen ongelijk werden behandeld. De rechtbank oordeelde echter dat de minister terecht had vastgesteld dat [naam] als geneesmiddel moest worden aangemerkt en dat de website van [appellante] reclame maakte in de zin van de Gnw.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde boete terecht was, gezien de professionele status van [appellante] en de verantwoordelijkheid die zij droeg. De rechtbank had geen aanleiding gezien om de boete te matigen, en het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 april 2020.

Uitspraak

201904507/1/A3.
Datum uitspraak: 8 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 9 mei 2019 in zaak nr. 18/2587 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister voor Medische Zorg.
Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2017 heeft de minister [appellante] een bestuurlijke boete van € 8.166,- opgelegd voor twee overtredingen van de Geneesmiddelenwet (hierna: Gnw).
Bij besluit van 9 mei 2018 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. De minister heeft het besluit van 1 december 2017 herroepen en de hoogte van de boete vastgesteld op een bedrag van € 5.833,-.
Bij uitspraak van 9 mei 2019 heeft de rechtbank het door [appellante]  daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2020, waar [appellante], vertegenwoordigd door [bestuurder], bijgestaan door [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. Janssens, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellante] is eigenaar van de [website]. Op die website wordt het product [naam] aangeprezen. Op 22 maart 2017 heeft een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit geïnspecteerd of op deze website medische claims worden gedaan. De bevindingen van die inspectie zijn neergelegd in een op ambtseed opgemaakt boeterapport van 11 augustus 2017. In het boeterapport staat dat op de website diverse vermeldingen zijn gedaan over groene thee, cayenne en cacao, die bestanddelen zijn van [naam]. Daarmee wordt dit product gepresenteerd als zijnde geschikt voor het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens. [naam] werd in voorraad gehouden, verkocht en afgeleverd zonder handelsvergunning, aldus het boeterapport.
Bij het besluit van 1 december 2017 heeft de minister [appellante] een boete van € 8.166,- opgelegd. [appellante] heeft volgens de minister het verbod van artikel 40, tweede lid, van de Gnw overtreden om een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad te hebben, te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. De minister heeft [naam] aangemerkt als een product dat wordt aangediend als een geneesmiddel in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gnw. [appellante] heeft volgens de minister ook het verbod van artikel 84, eerste lid, van de Gnw overtreden om reclame te maken voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Met de uitingen op de website worden personen die de website bezoeken, beïnvloed om het product te kopen. Daarmee wordt reclame gemaakt in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder xx, van de Gnw, aldus nog altijd de minister. De hoogte van de boete is vastgesteld aan de hand van de Beleidsregels bestuurlijke boete Minister VWS, zoals die luidden ten tijde van belang.
Bij het besluit van 9 mei 2018 heeft de minister de boete herroepen alleen als het gaat om de overtreding van artikel 40, tweede lid, van de Gnw. Die overtreding acht de minister niet aangetoond. De boete van € 5.833,- voor overtreding van artikel 84, eerste lid, van de Gnw is gehandhaafd.
Hoger beroep
2.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij het verbod van artikel 84, eerste lid, van de Gnw heeft overtreden.
Zij bestrijdt dat zij op haar website reclame heeft gemaakt voor een geneesmiddel. Ook werd de website niet gebruikt voor het verkopen van producten. Daarnaast betoogt zij dat gelijke gevallen ongelijk worden behandeld. Hoewel de Reclame Code Commissie (hierna: RCC) in een uitspraak van 2 oktober 2018 reclame-uitingen over ‘HappyHealthy Groene Thee Extract’ in strijd met de Nederlandse Reclame Code heeft geacht, is daarvoor geen boete opgelegd. Verder heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat er geen grond is voor matiging van de boete, aldus [appellante].
2.1.    Artikel 1, eerste lid, van de Gnw luidt: "In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…];
b. geneesmiddel:
een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor:
1°. het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens;
[…];
xx. reclame: elke vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen, dan wel het geven van de opdracht daartoe.
Artikel 84, eerste lid, luidt: "Reclame voor dan wel gunstbetoon met betrekking tot een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend, is verboden."
2.2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [naam] moet worden aangemerkt als geneesmiddel in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gnw. Daartoe is van belang dat is voldaan aan het zogeheten aandieningscriterium. Dit oordeel heeft [appellante] niet bestreden.
2.3.    Ten tijde van de inspectie stond op de website www.supercap.nl een overzicht van bestanddelen van [naam] met onder meer de volgende vermeldingen:
"Groene thee
[...] Ook zorgt groene thee voor [...] hetere weerstand tegen infecties, vermindering van gewrichtsklachten [...]. Catechines in groene thee hebben een gunstig effect op de bloedstolling. waardoor de kans op hart- en vaatziekten afneemt.
Cayenne
[...] Daarnaast heeft Cayenne een beschermende werking tegen hart- en vaatziekten, maagzweren [...].
Cacao
[...] Het heeft een beschermende werking tegen hart- en vaatziekten, voorkomt ontregeling van celdelingen [...]"
Het gebruik van [naam] werd op de website aangeprezen door allerlei positieve eigenschappen eraan toe te schrijven. De website was daarmee gericht op het bevorderen van het gebruik van dit product. Dat dit product niet te koop was op de website en ook niet leverbaar was, zoals [appellante] stelt, staat, gelet op de definitie van reclame in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder xx, van de Gnw, er niet aan in de weg om de bovenstaande vermeldingen als reclame aan te merken. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat [appellante] reclame heeft gemaakt voor [naam]. Omdat [appellante] reclame heeft gemaakt voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend, heeft zij het verbod van artikel 84, eerste lid, van de Gnw overtreden. De minister was daarom bevoegd een boete op te leggen.
2.4.    Het beroep van [appellante] op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, reeds omdat het in de zaak over HappyHealthy Groene Thee Extract niet gaat om de toepassing van de Gnw.
2.5.    De rechtbank heeft geen grond gezien om de boete te matigen. Daartoe heeft zij overwogen dat [appellante] een professionele partij is, die zeer veel websites onder zich heeft en daarmee een bijzondere verantwoordelijkheid draagt. Dat [naam] ten tijde van de inspectie nergens op de markt verkrijgbaar was, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft de rechtbank van belang geacht dat [appellante] in haar zienswijze op het boetevoornemen te kennen heeft gegeven dat zij het product weer via haar website verkocht.
Indien [appellante] stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn en dat de opgelegde boete daarom onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen belangen, heeft zij die stelling niet nader gemotiveerd. De Afdeling ziet ook overigens geen grond voor het oordeel dat de boete had moeten worden gematigd.
2.6.    Het betoog faalt.
Slotsom
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. R.J. Koopman, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2020
629.