ECLI:NL:RVS:2019:935

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
201803531/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afwijzing van een paspoortaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 maart 2018 haar beroep tegen de afwijzing van haar paspoortaanvraag ongegrond verklaarde. De minister van Buitenlandse Zaken had op 8 maart 2017 besloten om de aanvraag van [appellante] om een paspoort niet in behandeling te nemen, omdat zij de Nederlandse nationaliteit niet bezat. Dit besluit werd bevestigd door een later besluit van 21 juni 2017, waarin het bezwaar van [appellante] ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat [appellante] op grond van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname de Surinaamse nationaliteit had verkregen en daarmee de Nederlandse nationaliteit had verloren.

In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte de uitspraak heeft beperkt tot de aanvraag van een paspoort en niet heeft ingegaan op het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Zij stelt dat zij haar Nederlandse nationaliteit onterecht heeft verloren door de bepalingen van de Toescheidingsovereenkomst. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 januari 2019 ter zitting behandeld, waarbij de minister vertegenwoordigd was door mr. I.S. IJserinkhuijsen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag van [appellante] om een paspoort niet in behandeling heeft genomen, omdat zij de Nederlandse nationaliteit niet bezit. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2019.

Uitspraak

201803531/1/A3.
Datum uitspraak: 27 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 maart 2018 in zaak nr. 17/5210 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2017 heeft de minister de aanvraag van [appellante] om een paspoort niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 21 juni 2017 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 maart 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2019, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. I.S. IJserinkhuijsen, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van de uitspraak.
2.    [appellante] heeft een paspoort aangevraagd. Zij heeft de Surinaamse nationaliteit en woont in [woonplaats], Suriname. De minister heeft haar geen paspoort verstrekt omdat zij de Nederlandse nationaliteit niet bezit. [appellante] is op [...] geboren in Suriname als Nederlander. Na de onafhankelijkheid van Suriname heeft [appellante] op 25 november 1975 op grond van artikel 3 in samenhang met artikel 6, eerste lid, van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (Trb. 1975, 132; hierna: de Tos) de Surinaamse nationaliteit verkregen omdat haar vader op grond van de Tos de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen. Haar vader kreeg op grond van de Tos de Surinaamse nationaliteit omdat hij geboren is in Suriname en daar op 25 november 1975 woonplaats had.
Uitspraak rechtbank
3.     De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag uitsluitend ziet op het verkrijgen van een paspoort.
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellante] geen geslaagd beroep kan doen op de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) omdat zij sinds 25 november 1975 niet langer de Nederlandse nationaliteit bezit.
De rechtbank oordeelt verder dat het beroep op het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1749 geen doel treft omdat de feiten en omstandigheden in die zaak wezenlijk anders zijn dan de feiten en omstandigheden bij [appellante].
Hoger beroep
4.        [appellante] betoogt dat de rechtbank de uitspraak ten onrechte beperkt tot de aanvraag van een paspoort en zich niet uitlaat over het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.
[appellante] betoogt dat zij in 1975 bij de onafhankelijkheid van Suriname haar Nederlandse nationaliteit is verloren door een beslissing in de Tos zonder dat zij daar zelf om heeft gevraagd. Doordat zij op grond van de Tos in 1975 dezelfde nationaliteit als haar ouders heeft gekregen, is haar Nederlanderschap haar ontnomen. De rechtbank is niet op de situatie voor 1975 ingegaan.  [appellante] woonde tot haar 14e jaar op het grondgebied van het koninkrijk der Nederlanden omdat Suriname daar tot 1975 toe behoorde en om die reden is zij ook uit Nederlandse ouders geboren. Zij meent dat zij recht heeft op een Nederlands paspoort gelet op voormeld arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2015.
4.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de minister terecht heeft vastgesteld dat [appellante] op grond van het bepaalde in de Tos de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De minister heeft de aanvraag van [appellante] om een paspoort derhalve terecht niet in behandeling genomen.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Rietberg
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2019
725.
Paspoortwet
Artikel 9
1. Iedere Nederlander heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een nationaal paspoort, geldig voor tien jaren en voor alle landen.
[…]
Tos
Artikel 2
1. Het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit ingevolge deze Overeenkomst heeft verlies van het Nederlanderschap tot gevolg.
2. Het verkrijgen van het Nederlanderschap ingevolge deze Overeenkomst heeft verlies van de Surinaamse nationaliteit tot gevolg.
Artikel 3
De Surinaamse nationaliteit verkrijgen alle meerderjarige Nederlanders die in Suriname zijn geboren en op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst in de Republiek Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben.
Artikel 6
1. Behoudens het in het tweede lid bepaalde volgen minderjarigen de nationaliteit van hun vader of, indien deze overleden of wettelijk onbekend is, die van hun moeder.
2. Minderjarigen volgen de nationaliteit die hun moeder ingevolge deze Overeenkomst verkrijgt of behoudt, indien en zolang zij met de moeder in een ander land verblijven dan de vader.
[…]
RWN
Artikel 15
1. Het Nederlanderschap gaat voor een meerderjarige verloren:
a. door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit;
b. door het afleggen van een verklaring van afstand;
c. indien hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, anders dan in een dienstverband met Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten dan wel met een internationaal orgaan waarin het Koninkrijk is vertegenwoordigd, of als echtgenoot van of als ongehuwde in een duurzame relatie samenlevend met een persoon in een zodanig dienstverband;
d. door intrekking door Onze Minister van het besluit waarbij het Nederlanderschap is verleend, welke kan plaatsvinden, indien de betrokkene heeft nagelaten na de totstandkoming van zijn naturalisatie al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen;
e. door intrekking door Onze Minister van het besluit waarbij de verkrijging van het Nederlanderschap is bevestigd, welke kan plaatsvinden, indien de vreemdeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e, heeft nagelaten na de verkrijging van het Nederlanderschap het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen.
2. Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op de verkrijger
a. die in het land van die andere nationaliteit is geboren en daar ten tijde van de verkrijging zijn hoofdverblijf heeft;
b. die voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijf jaren in het land van die andere nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad; of
c. die gehuwd is met een persoon die die andere nationaliteit bezit.
Artikel 15A
Voorts gaat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren:
[…]
b. indien hij ingevolge de op 25 november 1975 te Paramaribo gesloten Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (Trb. 1975, nr. 132) de Surinaamse nationaliteit verkrijgt.
Artikel 16
1. Het Nederlanderschap gaat voor een minderjarige verloren:
[…]
b. door het afleggen van een verklaring van afstand, indien hij de nationaliteit bezit van zijn vader, moeder of adoptiefouder als bedoeld in artikel 11, achtste lid onder c. indien zijn vader of moeder vrijwillig een andere nationaliteit verkrijgt en hij in deze verkrijging deelt of deze nationaliteit reeds bezit;
d. indien zijn vader of moeder het Nederlanderschap verliest ingevolge artikel 15, eerste lid, onder b, c of d, of ingevolge artikel 15A;
e. indien hij zelfstandig dezelfde nationaliteit verkrijgt als zijn vader of moeder.
[…]
2. Het verlies van het Nederlanderschap, bedoeld in het eerste lid treedt niet in:
[…]
e. indien de minderjarige in het land van de door hem verkregen nationaliteit is geboren en daar ten tijde van de verkrijging zijn hoofdverblijf heeft, behoudens in het geval bedoeld in het eerste lid onder b;
f. indien de minderjarige gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijf jaren in het land van de door hem verkregen nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft of gehad heeft, behoudens in het geval bedoeld in het eerste lid onder b; of
g. indien in het geval in het eerste lid, onder e, bedoeld een ouder op het tijdstip van de verkrijging Nederlander is.
[…]
Artikel 17
1. Een ieder die, buiten een bij enige in een der delen van het Koninkrijk gevestigde rechterlijke instantie of een in administratief beroep aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft, kan bij de rechtbank te ’s-Gravenhage of, indien hij in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woonachtig is, bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een verzoek indienen tot vaststelling van zijn Nederlanderschap of tot vaststelling dat hij het Nederlanderschap niet bezit. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip het Nederlanderschap al dan niet bezat.
[…]