ECLI:NL:RVS:2019:555

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
20 februari 2019
Zaaknummer
201900291/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van vreemdeling

Op 19 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 20 april 2017. De staatssecretaris had tevens bepaald dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege zou blijven, krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.

De vreemdeling had tegen de afwijzing van zijn aanvraag beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 14 december 2018. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling in overweging genomen en, gelet op eerdere uitspraken, besloten dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201900291/2/V2.
Datum uitspraak: 19 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 14 december 2018 in zaak nr. NL17.2093 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en ambtshalve geweigerd krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 te bepalen dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft.
Bij uitspraak van 14 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hem gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Borman    w.g. Van de Sluis
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2019
802.