ECLI:NL:RVS:2019:4487
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
Op 31 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 3 mei 2017 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 14 februari 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.E. Jans, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4202) heeft de Afdeling de rechtsvraag over de positie van Hazara in Afghanistan behandeld, wat relevant was voor de grieven van de vreemdeling. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grieven slagen en dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 3 mei 2017 moet worden vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.536,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.