ECLI:NL:RVS:2019:4387
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 10 oktober 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 22 november 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 20 december 2019 geoordeeld dat de rechtbank zich niet bevoegd heeft verklaard om het hoger beroep te behandelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheid is voor hoger beroep tegen de maatregel van bewaring, zoals vastgelegd in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De argumenten die de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, zijn niet voldoende om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.
De Raad van State heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 december 2019.