ECLI:NL:RVS:2019:4387

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
201908652/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep vreemdelingenbewaring

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 10 oktober 2019. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 22 november 2019 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 20 december 2019 geoordeeld dat de rechtbank zich niet bevoegd heeft verklaard om het hoger beroep te behandelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheid is voor hoger beroep tegen de maatregel van bewaring, zoals vastgelegd in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De argumenten die de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, zijn niet voldoende om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake is van een onterecht proces.

De Raad van State heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen en heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 december 2019.

Uitspraak

201908652/1/V3.
Datum uitspraak: 20 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 november 2019 in zaak nr. NL19.26504 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 22 november 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.    Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.    De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Annen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2019
765.