ECLI:NL:RVS:2019:4313

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
201806877/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie door Truck Care Amsterdam C.V. aan het Centraal Justitieel Incassobureau

Op 18 december 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van Truck Care Amsterdam C.V. (hierna: TCA) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2018. TCA had in 2017 een verzoek ingediend bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) om informatie over de intrekking van een parkeerboete en de terugbetaling van het betaalde boetebedrag. Het CJIB gaf informatie, maar kon geen kopie van het intrekkingsverzoek verstrekken. De minister van Veiligheid en Justitie verklaarde het bezwaar van TCA tegen dit besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank Amsterdam oordeelde op 5 juli 2018 dat het beroep van TCA ongegrond was, waarop TCA hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 19 november 2019 werd de zaak behandeld. TCA voerde aan dat de reactie van het CJIB op haar verzoek om informatie wel degelijk een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). TCA had aanvankelijk het verzoek gedaan op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), maar later ook op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De Afdeling oordeelde dat het verzoek van TCA niet als een Wob-verzoek kon worden aangemerkt, omdat uit de bewoordingen van de verzoeken niet bleek dat het om een openbaarmaking voor iedereen ging. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden, en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201806877/1/A3.
Datum uitspraak: 18 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Truck Care Amsterdam C.V. (hierna: TCA), gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2018 in zaak nr. 17/6608 in het geding tussen:
TCA
en
de minister van Veiligheid en Justitie (thans: de minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Op 7 juli 2017 heeft het hoofd Frontoffice namens de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: het CJIB) gereageerd op een verzoek van TCA om verstrekking van informatie.
Bij besluit van 29 september 2017 heeft de minister het door TCA daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2018 heeft de rechtbank het door TCA daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft TCA hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
TCA heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2019, waar TCA, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. H. van Kammen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Nadat een aan TCA opgelegde parkeerboete was ingetrokken, heeft zij het CJIB gevraagd om informatie over de intrekking en de terugbetaling van het al betaalde boetebedrag. Het CJIB heeft die informatie gegeven. Alleen een kopie van het intrekkingsverzoek van de opsporingsinstantie kon het CJIB niet verstrekken omdat het dat niet heeft.
De minister vindt dat deze reactie op het verzoek om informatie geen besluit is waartegen kan worden opgekomen. TCA is het hier niet mee eens.
Wettelijk kader
2.    Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)
Artikel 1:3 luidt:
1. Onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
[…]
Hoger beroep
3.    TCA voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de reactie van het CJIB op haar verzoek geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Haar verzoek heeft zij oorspronkelijk gedaan op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: de Wahv), maar later ook op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob). Dat zij die wet niet uitdrukkelijk noemt in haar verzoek, maakt niet uit. Bovendien is een Wob-verzoek vormvrij, aldus TCA.
Beoordeling door de Afdeling
4.    Dit betoog slaagt niet.
TCA voert terecht aan dat het niet noodzakelijk is dat in het verzoek de Wob wordt genoemd en ook dat een Wob-verzoek vormvrij is. Maar dat maakt nog niet dat ieder verzoek om informatie een Wob-verzoek is. Daarvoor wordt volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3668) ook gekeken naar de overige omstandigheden.
Zowel in het verzoek om informatie van TCA van 7 maart 2016 als in het herhaalde verzoek van 8 mei 2017 heeft TCA de Wob niet genoemd. Uit de bewoordingen van deze verzoeken kan ook niet worden opgemaakt dat is beoogd een verzoek om openbaarmaking voor een ieder te doen. Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van TCA bevestigd dat ten tijde van het verzoek is bedoeld om informatie op te vragen op grond van de Wahv. Gelet op deze bedoeling van het verzoek en de bewoording ervan is de Afdeling van oordeel dat dit verzoek een verzoek om informatie is en geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De reactie van het CJIB daarop is dus geen besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Dat TCA op een later tijdstip in de procedure, in verband met nieuwe boetes voor dezelfde overtreding, wel heeft beoogd op grond van de Wob de informatie te vragen, doet daar niet aan af. De reactie op het Wahv-verzoek kan namelijk niet achteraf worden omgezet in een besluit op een Wob-verzoek.
De rechtbank heeft dus terecht, zij het op andere gronden, geoordeeld dat de minister terecht het bezwaar van TCA niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Slotsom
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden, te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Borman    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019
290.