201903090/1/A2.
Datum uitspraak: 11 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2019 in zaak nr. 18/5097 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2018 heeft het CBR geweigerd [appellant] rijgeschikt te verklaren voor het besturen van motorrijtuigen van rijbewijscategorie B.
Bij besluit van 18 juli 2018 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 maart 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. N.M.H.M. den Dekker, advocaat te Den Haag, is verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. [appellant] is in 2013 voor een periode van vijf jaar geschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van categorie B. Om opnieuw een verklaring van geschiktheid te verkrijgen heeft [appellant] een Gezondheidsverklaring aan het CBR opgestuurd. Naar aanleiding daarvan is hij op 23 januari 2018 gekeurd door psychiater V.M. Artist. De psychiater heeft in het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport het volgende geconcludeerd:
"Betrokkene is een 48 jarige man die in het verleden een paar keer in het verkeer werd aangehouden met een te hoog AAG. Hij erkent in die tijd ook wel een alcoholprobleem te hebben gehad. Hij kon echter zelf en zonder hulp minderen en vervolgens helemaal stoppen met drinken. In 2009 en in 2012 kon hij dan ook met termijnbeperkingen van resp. 3 en 5 jaar geschikt bevonden worden. Ook de afgelopen jaren dronk hij niet, althans dat rapporteert hij. De CDT waarde van 2.7% laat echter een andere realiteit zien; met deze waarde, die ook nog boven het afkappunt ligt, moet de conclusie zijn dat betrokkene wel degelijk alcohol nuttigt en ook nog in ruim boven gemiddelde hoeveelheden. Er moet derhalve sprake zijn geweest van een (ruime) onderrapportage. Betrokkene functioneert verder wel goed en zijn leven is op orde. Er deden zich in het verkeer de afgelopen jaren geen bijzonderheden meer voor met betrekking tot de verkeersveiligheid. Op basis van het huidig onderzoek zijn er wel aanwijzingen die alcoholmisbruik en/of alcoholafhankelijkheid doen vermoeden. De conclusie is dat er sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en misbruik van alcohol. Het advies is om betrokkene ongeschikt te verklaren, conform de Regeling eisen geschiktheid 2000, paragraaf 8.8."
3. Overeenkomstig dit advies heeft het CBR [appellant] niet geschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van rijbewijscategorie B.
Besluitvorming
4. Het CBR heeft aan het besluit van 18 juli 2018, waarbij het besluit van 26 maart 2018 is gehandhaafd, ten grondslag gelegd dat de keuring zorgvuldig en correct is uitgevoerd en de conclusies van de psychiater worden gedragen door de bevindingen van het onderzoek. De keurend psychiater is een deskundige op het gebied van alcoholproblematiek en is op grond van zijn onderzoek tot de diagnose misbruik van alcohol gekomen. Er is geen reden te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de psychiater, aldus het CBR.
Beroep
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CBR het psychiatrisch rapport aan de weigering om [appellant] geschikt te verklaren ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit het rapport blijkt dat de psychiater zijn conclusie heeft gebaseerd op een combinatie van een verhoogde CDT-waarde en een relevante voorgeschiedenis van alcoholmisbruik. De bij [appellant] gemeten CDT-waarde van 2,7% ligt boven de referentiewaarde van 2,2% en ook boven het afkappunt van 2,6%. Het afkappunt is de uitslag waarboven met 95% zekerheid gesteld mag worden dat de CDT-uitslag buiten het referentiegebied valt. Dat andere gecontroleerde bloedwaarden naar [appellant] stelt niet zijn verhoogd, maakt het rapport niet onvoldoende concludent. [appellant] heeft geen rapport van een medisch deskundige overgelegd waarin de diagnose van de psychiater wordt weersproken. De enkele stelling van [appellant] dat alcoholgebruik tijdens de feestdagen de oorzaak is van de geconstateerde CDT-waarde maakt het vorenstaande niet anders. Immers, ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bij een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik de vaststelling van de verhoogde CDT-waarde voldoende voor het CBR om in redelijkheid te kunnen oordelen dat er sprake is van alcoholmisbruik. De bewijslast dat dit anders is ligt bij [appellant], aldus de rechtbank.
6. Voor zover [appellant] zich op het standpunt heeft gesteld dat niet kan worden gesproken van een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik omdat hij alweer vele jaren geschikt is bevonden, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij daarin niet kan worden gevolgd. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat uit het dossier blijkt dat [appellant] een geschiedenis heeft van ongeschiktverklaringen vanwege alcoholmisbruik. Zo is in 1994 een onderzoek naar zijn geschiktheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd in verband met de verdenking van rijden onder invloed van alcohol in 1990, 1993 en 1994. In 1995 is [appellant] op grond van de uitslag van het onderzoek ongeschikt verklaard. Naar aanleiding van een door [appellant] ingediende Gezondheidsverklaring is hij in 2002 geschikt verklaard voor een termijn van één jaar vanwege alcoholmisbruik in remissie. Vervolgens is [appellant] in 2003 in een nieuwe procedure onderzocht door een psychiater waarbij een verhoogde CDT-waarde is geconstateerd en is [appellant] wederom ongeschikt verklaard vanwege alcoholmisbruik. In het kader van een herkeuringstraject is [appellant] opnieuw onderzocht. Aangezien nog geen sprake was van een recidiefvrije periode van één jaar met betrekking tot het alcoholmisbruik, is hij in 2004 weer ongeschikt verklaard. Het bezwaar van [appellant] tegen dit laatste besluit is in juni 2004 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep daartegen bij uitspraak van 18 april 2005 (AWB 04/2846) ongegrond verklaard. In 2005 was weer sprake van een verhoogde CDT-waarde en is de diagnose alcoholmisbruik gesteld. Op grond hiervan is [appellant] ongeschikt verklaard. In 2006 is [appellant] geschikt verklaard voor een termijn van één jaar vanwege alcoholmisbruik in remissie. In oktober 2007 is [appellant] in het kader van een nieuwe gezondheidsverklaringsprocedure ongeschikt verklaard vanwege alcoholmisbruik, omdat sprake was van een verhoogde CDT-waarde. In het kader van een nieuwe procedure is [appellant] in december 2008 geschikt verklaard voor een termijn van één jaar vanwege alcoholmisbruik in het verleden. Nadat [appellant] voor drie jaar en laatst in 2013 voor vijf jaar geschikt is verklaard, diende hij in 2018 een herkeuring aan te vragen om in het bezit te komen voor een niet in tijd beperkte geschiktheidsverklaring. De rechtbank heeft geoordeeld dat het CBR deze periode als zijnde een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik terecht aan [appellant] heeft kunnen tegenwerpen.
7. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat het CBR zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid, het belang van [appellant], dat is gelegen in de noodzaak van het bezit van een rijbewijs voor zijn werk, niet mag worden afgewogen tegen het belang van de verkeerveiligheid, nu uit de regelgeving voortvloeit dat het algemeen belang van verkeersveiligheid altijd zwaarder weegt dan het individuele belang.
Hoger beroep
8. In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het CBR het psychiatrisch rapport aan de weigering om [appellant] geschikt te verklaren ten grondslag mocht leggen. [appellant] voert hiertoe dezelfde gronden aan als in beroep.
9. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak onjuist is. Dat de psychiater, op basis van de verhoogde CDT-waarde van 2,7% en op grond van de voorgeschiedenis van alcoholmisbruik van [appellant] tot de diagnose is gekomen dat sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en misbruik van alcohol en heeft geadviseerd om [appellant] ongeschikt te verklaren, conform paragraaf 8.8 van de bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 behorende bijlage, acht de afdeling begrijpelijk.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 4 juni 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD3108 en 29 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2523) is het aan [appellant] om aannemelijk te maken dat de in het psychiatrisch rapport vermelde verhoogde CDT-waarde is veroorzaakt door een andere oorzaak dan misbruik van alcohol. Met zijn stelling dat de verhoogde CDT-waarde het gevolg is van de alcoholconsumptie tijdens de feestdagen en de bloedtest vlak daarna is afgenomen, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een andere oorzaak dan alcoholmisbruik. Het CBR heeft in dit verband terecht opgemerkt dat [appellant] zich in het vooruitzicht van de keuring met dreigende, voorzienbare consequenties voor de geldigheid van zijn rijbewijs, kennelijk niet heeft kunnen of willen onthouden van een zodanige alcoholconsumptie waardoor zijn CDT-waarde is verhoogd. Ook met de stelling dat hij al acht jaar geen problemen heeft ondervonden met de testen van het CBR en met alcoholmisbruik, wat daar verder ook van zij, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de oorzaak van de verhoogde bloedwaarde een andere is, reeds omdat daarmee niet is gezegd dat ook ten tijde van de bloedtest en de psychiatrische keuring geen sprake was of kon zijn van alcoholmisbruik. Voor zover [appellant] beoogt te betogen dat de gebeurtenissen van langer dan acht jaar geleden geen rol meer mogen spelen bij de beoordeling, faalt dit betoog. Het CBR heeft [appellant] in december 2008 geschikt verklaard voor een jaar en die termijn trapsgewijs verlengd. Bij zijn besluit van 26 maart 2018 diende het CBR in het kader van dit trapsgewijze stelsel te beoordelen of, na de eerdere ongeschiktverklaringen en de geschiktverklaringen voor een beperkte termijn, een verdere verlenging mogelijk was. Binnen dit stelsel past dat de volledige voorgeschiedenis in de beoordeling wordt betrokken. Daaraan staat geen rechtsregel in de weg.
Nu bij een verhoogde CDT-waarde in combinatie met een voorgeschiedenis van alcoholmisbruik ervan uit moet worden gegaan dat dit een gevolg is van alcoholmisbruik, tenzij een andere oorzaak aannemelijk wordt gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2523) en [appellant] dat niet heeft gedaan, bestaat geen grond voor het oordeel dat het CBR een nader onderzoek had moeten verrichten of dat een herkeuring had moeten plaatsvinden. Dit betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het CBR het psychiatrisch rapport ten grondslag mocht leggen aan de weigering om [appellant] geschikt te verklaren voor het besturen van motorrijtuigen van rijbewijscategorie B.
Conclusie
10. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Van Ravels w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019
97-856.
Bijlage - Wettelijk kader
Reglement rijbewijzen
Artikel 97, eerste lid:
"Verklaringen van geschiktheid worden op aanvraag, alsmede op in dit hoofdstuk vastgestelde wijze, en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager."
Artikel 101, eerste lid, aanhef en onder a:
"Het CBR is bevoegd te vorderen dat de aanvrager zich op eigen kosten laat keuren door een of meer door het CBR aangewezen artsen of andere deskundigen dan wel dat de aanvrager zich onderwerpt aan een technisch onderzoek, verricht door een door het CBR aangewezen deskundige, of aan een rijproef, afgenomen door een door het CBR aangewezen deskundige, indien:
a. de door de aanvrager overgelegde eigen verklaring dan wel, indien een geneeskundig verslag wordt vereist, het geneeskundig verslag daartoe aanleiding geeft."
Artikel 102, eerste lid:
"Door de aangewezen arts of artsen wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na de aanvang van de keuring, bedoeld in artikel 101, eerste lid aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet."
Regeling eisen geschiktheid 2000
Artikel 2:
"De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage."
Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8. Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs):
"Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid."