201905655/1/A3.
Datum uitspraak: 11 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 juni 2019 in zaak nr. 19/1932 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2019 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 28 januari 2019 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 30 april 2019 heeft het college de door [appellant] tegen de besluiten van 9 januari en 28 januari 2019 gemaakte bezwaren gegrond verklaard, deze besluiten herroepen en de aanvraag opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 14 juni 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 april 2019 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 november 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Hoefs, advocaat te Alkmaar, en het college, vertegenwoordigd door C. Brech en M.A. Visser, zijn verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage. Die bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
2. [appellant] heeft bij het college een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Het college heeft deze aanvraag aanvankelijk buiten behandeling gesteld en deze vervolgens bij besluit van 28 januari 2019 afgewezen. Aan de afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat [appellant] niet voldoet aan de criteria die in de Huisvestingsverordening Heerhugowaard en daarop gebaseerde beleidsregels zijn gesteld. Zo beschikte [appellant] in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag niet over zelfstandige woonruimte. Ook is volgens het college niet gebleken dat [appellant] niet zelfredzaam is. Verder is niet gebleken dat zijn huidige woning ongeschikt is. Daarnaast heeft hij geen binding met de regio Alkmaar. Het college heeft geen aanleiding gezien om in het geval van [appellant] de hardheidsclausule toe te passen.
Het college heeft in het besluit op bezwaar van 30 april 2019, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van 28 januari 2019 herroepen. Het college heeft vervolgens de aanvraag voor advies voorgelegd aan de Regionale Urgentie Commissie (hierna: RUC) en besloten de aanvraag wederom af te wijzen, omdat [appellant] niet voldoet aan de criteria van de Huisvestingsverordening.
De aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het van mening is dat [appellant] niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het college slechts heeft volstaan met te vermelden welke wettelijke criteria wel en welke niet op de situatie van [appellant] van toepassing zijn. Daarmee is evenwel niet inzichtelijk gemaakt waarom het college vindt dat deze criteria wel of niet op [appellant] van toepassing zijn en waarom de situatie waarin [appellant] zich bevindt niet maakt dat hij in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het college in het bestreden besluit ook niet heeft gemotiveerd waarom [appellant] niet met succes een beroep op de hardheidsclausule kan doen. Het door het college in het bestreden besluit overnemen van het advies van de bezwaarschriftencommissie maakt dit volgens de rechtbank niet anders. In dit advies overweegt de commissie namelijk dat de bezwaren gegrond verklaard moeten worden, omdat het college ten onrechte geen advies van de RUC heeft gevraagd en het college onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het [appellant] het criterium ‘binding in de regio’ als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening heeft tegengeworpen, aldus de rechtbank.
4. De rechtbank heeft vervolgens het besluit op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de gemachtigde van het college ter zitting heeft toegelicht dat [appellant] niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening. Deze voorwaarde houdt in dat de aanvrager zijn zelfstandige woonruimte heeft verlaten in verband met een medische en/of sociale indicatie. Uit de door [appellant] verstrekte informatie blijkt dat hij zijn woning heeft verlaten in verband met een echtscheiding en niet in verband met een medische en/of sociale indicatie. Volgens de beleidsregels is echtscheiding geen reden om een urgentieverklaring te verlenen en reeds hierom komt [appellant] niet in aanmerking voor een urgentieverklaring. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemachtigde van het college zich terecht op dit standpunt heeft gesteld. De gronden gericht tegen de afwijzingsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Huisvestingsverordening behoeven volgens de rechtbank dan ook geen bespreking.
De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat het college niet gehouden was toepassing te geven aan de hardheidsclausule, omdat de overige omstandigheden van [appellant], in samenhang met zijn medische situatie, niet dusdanig zijn dat toepassing van de Huisvestingsverordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Hogerberoepsgronden
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat hij niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat hij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden zou voldoen. [appellant] voert hiertoe het volgende aan.
Ten eerste voert hij aan dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening. Volgens [appellant] heeft de rechtbank dit artikel te strikt uitgelegd. Volgens [appellant] moet die voorwaarde zo worden gelezen dat het gaat om de vraag of de huidige woonsituatie de medische situatie onhoudbaar maakt. [appellant] stelt dat hieraan is voldaan, omdat hij dakloos is. Zijn psychische klachten alsook zijn hartproblematiek veroorzaken een zeer stressvolle situatie. Er is dan ook sprake van een medische indicatie. In dit verband verwijst hij naar een verklaring van zijn psycholoog en psychiater van 29 juli 2019. Hij wijst er voorts op dat het college, en ook de rechtbank, hebben nagelaten een medisch deskundige te benoemen.
Ten tweede heeft de rechtbank, ook al zou zij een juiste uitleg hebben gegeven aan artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening, nagelaten te toetsen of sprake is van een sociale indicatie. Volgens hem is dit het geval nu hij de woning door een echtscheiding en door stressklachten heeft moeten verlaten.
Ten derde voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten te toetsen aan artikel 11 van de Huisvestingsverordening.
Ten vierde voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college niet gehouden was toepassing te geven aan de hardheidsclausule. In dit verband wijst hij erop dat er medische stukken zijn overgelegd, dat hij is doorverwezen naar specialistische gezondheidszorg, dat ten onrechte niet is onderzocht of hij onderdak kan krijgen van de maatschappelijke opvang en dat niet is onderkend dat hij twee minderjarige kinderen heeft die ernstig lijden onder de huidige situatie. De afwijzing is daarom in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna: EVRM) en artikel 3 van het van het Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK).
Beoordeling hoger beroep
Uitleg artikel 8 Huisvestingsverordening
6. In artikel 8, tweede lid, van de Huisvestingsverordening zijn categorieën van woningzoekenden opgenomen waaraan voorrang wordt gegeven, omdat de voorziening in de behoefte aan woonruimte voor die categorieën dringend noodzakelijk is. Volgens die bepaling is een van de categorieën de woningzoekende die zijn zelfstandige woonruimte in de regio heeft of zal moeten verlaten in verband met een medische en/of sociale indicatie. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is in de beleidsregels een nadere uitwerking opgenomen van een situatie waarin een woningzoekende zijn zelfstandige woonruimte heeft of zal moeten verlaten in verband met een medische en/of sociale indicatie. Gelet op de bewoordingen "die zijn zelfstandige woonruimte in de regio heeft of zal moeten verlaten" in artikel 8, tweede lid, van de Huisvestingsverordening, heeft de rechtbank terecht beoordeeld of [appellant] de zelfstandige woning die hij bewoonde, heeft verlaten in verband met een medische en/of sociale indicatie. De rechtbank heeft een juiste uitleg gegeven aan artikel 8, tweede lid, onder a, van de Huisvestingsverordening. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2903. Medische indicatie
6.1. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op grond van een medische en/of sociale indicatie moet, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, worden voldaan aan de voorwaarden neergelegd in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening. Daarnaast moet worden voldaan aan de aanvullende voorwaarden, neergelegd in artikel 11 van de Huisvestingsverordening. Zoals hiervoor, onder 6 is vermeld is in de beleidsregels een nadere uitwerking opgenomen van een situatie waarin een woningzoekende zijn zelfstandige woonruimte heeft of zal moeten verlaten in verband met een medische en/of sociale indicatie. Volgens de beleidsregels is een van de situaties waarin een medische indicatie bestaat, de situatie waarin de huidige woonsituatie ernstige schade veroorzaakt aan de gezondheid. Zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld, heeft [appellant] de woning verlaten wegens echtscheiding en niet wegens zijn medische problematiek. Gelet hierop slaagt het betoog van [appellant] dat hij zijn woning heeft moeten verlaten in verband met een medische indicatie en hij daarom in aanmerking had moeten komen voor een urgentieverklaring, niet.
Sociale indicatie
6.2. Het betoog van [appellant] dat hij zijn woning heeft moeten verlaten in verband met een sociale indicatie, slaagt evenmin. In de beleidsregels is ook een uitwerking gegeven van situaties waarin een sociale indicatie bestaat. Het gaat daarbij om personen die ernstige psychiatrische en/of psychosociale problematiek ondervinden in relatie tot de zelfstandige woonomstandigheden. Die situatie doet zich hier niet voor. Verder is in de beleidsregels vermeld dat echtscheiding dan wel dakloosheid op zichzelf geen aanleiding is voor de afgifte van een urgentieverklaring. In de combinatie van omstandigheden heeft het college evenmin aanleiding hoeven zien om tot de conclusie te komen dat zich een dusdanig uitzonderlijke situatie voordoet, dat [appellant] zijn woning heeft moeten verlaten in verband met een sociale indicatie. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de situatie van [appellant] niet voldoet aan de voorwaarden, neergelegd in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening en dat daarom niet meer aan de voorwaarden in artikel 11 van de Huisvestingsverordening behoefde te worden getoetst. Op grond van artikel 8 van de Huisvestingsverordening komt de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring niet voor inwilliging in aanmerking, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld.
Hardheidsclausule
6.3. Het college kan in gevallen waarin toepassing van de Huisvestingsverordening naar zijn oordeel tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt, afwijken van de Huisvestingsverordening. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college in de situatie van [appellant] in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om hem onder toepassing van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verlenen. De rechtbank heeft in dit verband terecht overwogen dat de door [appellant] voorafgaand aan het besluit op bezwaar verstrekte medische informatie niet blijkt dat zijn medische situatie zodanig is dat bij afwijzing van de aanvraag sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Het college was dan ook niet gehouden een medisch deskundige in te schakelen om de situatie van [appellant] te beoordelen. Indien de situatie na het besluit op bezwaar is veranderd, staat het [appellant] vrij om een nieuwe aanvraag om een urgentieverklaring bij het college in te dienen.
Voorts is geen sprake van strijd met de artikelen 8 van het EVRM en 3 van het IVRK. Niet gebleken is dat het college zich van de belangen van de kinderen van [appellant] onvoldoende rekenschap heeft gegeven. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de minderjarige kinderen bij de moeder verblijven en dat een omgangsregeling tussen [appellant] en zijn kinderen mogelijk is, waardoor contact met [appellant] mogelijk blijft.
Conclusie
7. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Soffner
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019
818.
BIJLAGE
Huisvestingswet 2014
Artikel 12
1. In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. De gemeenteraad legt, indien hij toepassing heeft gegeven aan het eerste lid, in de huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in dat lid, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
[…].
Huisvestingsverordening Heerhugowaard
Artikel 8
1. Voor de in artikel 2 aangewezen categorieën woonruimte wordt bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. Onverminderd artikel 12, derde lid, van de wet behoort tot de woningzoekenden, bedoeld in het eerste lid, de woningzoekende die zijn zelfstandige woonruimte in de regio heeft of zal moeten verlaten in verband met:
a. een medische en/of sociale indicatie;
[…].
Artikel 11
1. Voor indeling in een urgentiecategorie, als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a (medische en/of sociale urgentie) komt in aanmerking de woningzoekende die:
a. beschikt of heeft beschikt in de 12 maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag over zelfstandige woonruimte;
b. buiten eigen schuld de huidige woonruimte moet verlaten;
c. aantoonbaar niet in staat is zelf binnen 6 maanden andere passende woonruimte te vinden;
d. de huidige woonruimte niet geschikt (te maken) is om het probleem binnen 6 maanden op te lossen terwijl dit wel noodzakelijk is, en
e. minimaal 1 jaar ingeschreven staat in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens / Basisregistratie personen van één van de gemeenten in de woningmarktregio dan wel maatschappelijk gebonden is aan de woningmarktregio.
Artikel 15
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot onbillijkheid van overwegende aard leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
[…].
Beleidsregels urgenties behorend bij de Huisvestingsverordening Heerhugowaard
[…].
Urgentie op grond van medische indicatie
Voor deze urgentie komen in aanmerking personen die te maken hebben met woonomstandigheden die de medische situatie onhoudbaar maken. De situatie wordt als onhoudbaar beschouwd in de volgende gevallen:
- als de bruikbaarheid of toegankelijkheid van de woning door ziekte of door een lichamelijke of verstandelijke beperking ernstig wordt belemmerd (ergonomische belemmeringen).
- als de huidige woonsituatie ernstige schade veroorzaakt aan de gezondheid.
Bijzonderheden die gelden voor urgenties op grond van medische indicatie
- Voor een medische indicatie dient een advies gevraagd te worden van een aangewezen medische deskundige.
- Uit dit advies dient de onhoudbaarheid te blijken.
- De bepalingen over het inkomen zoals vermeld in artikel 3 van de Huisvestingsverordening gelden niet voor mensen die een urgentieverklaring op grond van medische indicatie hebben.
- Daarnaast wordt aan medisch geïndiceerden een zoekprofiel meegegeven waarin bijvoorbeeld staat dat de medische indicatie alleen geldt voor gelijkvloerse woningen.
- In artikel 11 van de Huisvestingsverordening worden aanvullende voorwaarden genoemd voor urgentie op grond van medische indicatie. […]
[…].
Urgentie op grond van sociale indicatie
Alleen in zeer uitzonderlijke situaties kan een beroep worden gedaan op een urgentie op grond van sociale indicatie. Voor deze urgentie komen in aanmerking:
- personen waarbij sprake is van ernstige psychiatrische en/of psychosociale problematiek in relatie met de zelfstandige woonomstandigheden en
- daarbij moet aannemelijk gemaakt worden dat medicatie/therapie in de afgelopen 6 maanden niet tot verbetering/oplossing van de problematiek heeft geleid en een andere zelfstandige woonsituatie een oplossing biedt voor de ernstige psychiatrische en/of psychosociale problemen.
Het is onmogelijk om alle omstandigheden die tot een sociale indicatie kunnen leiden, te formuleren. Het zijn vaak heel persoonlijke en unieke omstandigheden. In een aantal situaties is het echter wel mogelijk om vooraf duidelijkheid te geven of een indicatie verleend wordt. De volgende situaties zijn op zichzelf staand onvoldoende ernstig om urgentie te rechtvaardigen. Een combinatie van deze situaties kan echter wel tot een dusdanige uitzonderlijke situatie leiden dat deze toch voor indicatie in aanmerking komt. Om een goede afweging te kunnen maken van de individuele omstandigheden van de aanvrager, moet de aanvraag altijd getoetst worden aan de randvoorwaarden en aanvullende criteria die in deze beleidsregels zijn vermeld.
De situaties waarin in beginsel geen urgentie wordt verstrekt, zijn:
[…].
Gezinsproblemen:
[…].
- Echtscheiding/relatieverbreking met of zonder kinderen.
[…].
Overige problemen
- Geen eigen woning of dakloos
[…].