ECLI:NL:RVS:2019:4145

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
201810337/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Huisvestingswet 2014 en de gevolgen van vakantieverhuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin een bestuurlijke boete van € 13.500,- is opgelegd aan [appellant] wegens overtreding van de Huisvestingswet 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had vastgesteld dat [appellant] zijn woning zonder de vereiste vergunning had onttrokken aan de bestemming tot bewoning door deze aan te bieden voor vakantieverhuur via Airbnb. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om de boete op te leggen en dat er geen aanleiding was om deze te matigen, ondanks de door [appellant] aangevoerde bijzondere omstandigheden, zoals zijn financiële situatie en het feit dat hij te goeder trouw had gehandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 oktober 2019 ter zitting behandeld. [appellant] voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de gewijzigde regelgeving omtrent vakantieverhuur en dat hij door de boete onevenredig werd getroffen. De Afdeling oordeelde echter dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat zijn overtreding verminderd verwijtbaar was en dat hij niet voldoende financiële draagkracht had om de boete te betalen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de boete terecht was opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van kennis van de regelgeving en de verantwoordelijkheden van eigenaren van woningen die deze willen verhuren. De Afdeling concludeerde dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201810337/1/A3.
Datum uitspraak: 11 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2018 in zaak nr. 17/5526 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2017 heeft het college aan [appellant] een bestuurlijke boete van € 13.500,- opgelegd wegens overtreding van de Huisvestingswet 2014 (hierna: Hvw) en besloten tot invordering van de boete.
Bij besluit van 4 augustus 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H.C.H. Ghijsen, rechtsbijstandverlener te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Brandenburg, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    De relevante bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), de Hvw en de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (hierna: de Huisvestingsverordening), zoals die luidde ten tijde van belang, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
2.    Naar aanleiding van een aantal meldingen over woonfraude hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld naar het feitelijke gebruik van de woning aan de [locatie] te Amsterdam. Het onderzoek bestond uit een administratief onderzoek en huisbezoeken op 16 en 18 februari 2016 en op 24 november 2016. Uit het administratief onderzoek is gebleken dat de woning op de website van Airbnb werd aangeboden voor vakantieverhuur. Uit de huisbezoeken is gebleken dat in de woning toeristen verbleven.
[appellant] is eigenaar van de woning. Bij het besluit van 17 maart 2017 heeft het college [appellant] een boete van € 13.500,-opgelegd wegens het overtreden van artikel 21, aanhef en onder a, van de Hvw. Het college heeft hem als overtreder aangemerkt, omdat hij de woning aan de bestemming tot bewoning heeft onttrokken zonder een daartoe vereiste vergunning van het college. De boete is overeenkomstig tabel 2 van bijlage 3 van de Huisvestingsverordening vastgesteld. Bij het besluit van 4 augustus 2017 heeft het college het besluit van 17 maart 2017 gehandhaafd. Daarbij heeft het college in aanmerking genomen dat op 16 maart 2017 wederom een huisbezoek heeft plaatsgevonden en in de woning toeristen zijn aangetroffen. Voor matiging van de boete heeft het college geen aanleiding gezien.
Aangevallen uitspraak
3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het college bevoegd was [appellant] een boete op te leggen wegens overtreding van het verbod van artikel 21, aanhef en onder a, van de Hvw om woonruimte zonder vergunning van het college aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Het college heeft geen aanleiding hoeven te zien de boete te matigen wegens bijzondere omstandigheden, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de boete had moeten matigen wegens bijzondere omstandigheden. Daartoe voert hij aan dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. Het gebruik van de woning voor vakantieverhuur is in november 2012 aangevangen en dat gebruik was op grond van de toenmalige regelgeving niet verboden. In een e-mail van 7 augustus 2012 heeft Stadsdeel Zuid aan [appellant] bevestigd dat geen toestemming van de gemeente is vereist voor het verhuren van zijn woning. Hij was niet op de hoogte van de gewijzigde regelgeving over vakantieverhuur, omdat hij geen professioneel verhuurder is en de Nederlandse taal niet voldoende beheerst. Ook is sprake van bijzondere omstandigheden, omdat zijn financiële draagkracht gering is. Dit blijkt uit zijn aanslag inkomstenbelasting over 2017. Voorts wijst hij erop dat de Afdeling zijn beroep op betalingsonmacht heeft gehonoreerd en geen griffierecht van hem heeft geheven. Omdat het college de woning voor een duur van drie maanden heeft gesloten, heeft hij de woning bovendien niet kunnen verhuren als woonruimte en geen huur kunnen ontvangen. Verder voert hij aan dat het college de boete had moeten matigen, omdat hij in zijn verdediging is geschaad. De brieven over de boete die aan hem zijn verzonden had het college op grond van artikel 5:49, tweede lid, van de Awb voor hem in het Engels moeten vertalen, aldus [appellant].
4.1.    Zoals volgt uit onder meer de uitspraken van de Afdeling van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:649, 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:953, en 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1751, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 5:46, derde lid, van de Awb, die aanleiding geven een boete te matigen. Voor zover [appellant] stelt dat een of meer van deze omstandigheden in dit geval aan de orde zijn, moet hij dat aannemelijk maken. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn overtreding verminderd verwijtbaar is. Dat het gebruik van zijn woning voor vakantieverhuur zonder onttrekkingsvergunning niet verboden was op grond van de vorige versie van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Hvw, is met de enkele stelling dat de woning niet behoorde tot een categorie waarvoor het verbod van toepassing was, niet voldoende onderbouwd. Ook volgt de Afdeling [appellant] niet in zijn stelling dat hij op basis van informatie van Stadsdeel Zuid ervan heeft mogen uitgaan dat geen onttrekkingsvergunning nodig was voor vakantieverhuur van zijn woning. In een e-mail van 4 augustus 2012 aan Stadsdeel Zuid heeft [appellant] geschreven: "I would like to inquire about what permissions or permits I might need for renting out my house? […]." In reactie op die e-mail heeft het Stadsdeel Zuid bij e-mail van 7 augustus 2012 hem laten weten: "You don't need permission of the Council to rent your house. […] At the moment you can only rent your house to someone for an unlimited period." In de e-mail van [appellant] is geen specifieke vraag over vakantieverhuur gesteld en in de e-mail van Stadsdeel Zuid staat niet dat een onttrekkingsvergunning in verband met vakantieverhuur niet nodig is. Verder lag het op de weg van [appellant] om zich op de hoogte te stellen van de toepasselijke regelgeving voor vakantieverhuur. Dat hij geen professioneel verhuurder is en de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, laat onverlet dat hij van de toepasselijke regelgeving op de hoogte had kunnen zijn. Ook heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat hij niet voldoende financiële draagkracht heeft om de boete te betalen en dat hij door de boete onevenredig is getroffen. Weliswaar heeft de Afdeling zijn beroep op betalingsonmacht gehonoreerd en geen griffierecht van hem geheven, maar daarbij is alleen zijn belastingaanslag over 2017 in aanmerking genomen. Die aanslag biedt geen volledig beeld van zijn financiële situatie. [appellant] heeft verder geen andere stukken overgelegd, die zijn stelling dat hij de boete niet kan betalen, staven. Hij heeft, zoals ter zitting door het college is erkend, terecht opgemerkt dat in elk geval de strekking van het voornemen tot het besluit hem te beboeten, hem in het Engels had moeten worden meegedeeld. Hij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij hierdoor is geschaad in zijn verdediging, zodat zijn standpunt dat de boete om die reden had moeten worden gematigd niet wordt gevolgd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] tegen het voornemen om hem een boete op te leggen een zienswijze heeft ingediend en in bezwaar is bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener.
Het betoog faalt.
Slotsom
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.1.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5.2.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Man
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019
629.
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:46
[…]
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
[…].
Artikel 5:49
[…]
2. Voor zover blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt het bestuursorgaan er zoveel mogelijk zorg voor dat deze gegevens aan de overtreder worden medegedeeld in een voor deze begrijpelijke taal.
Huisvestingswet 2014
Artikel 21
Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie gebouwen en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen wijk, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
[…].
Artikel 35
1. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 of 22, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
[…]
3. De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.
Huisvestingsverordening Amsterdam 2016, zoals die luidde ten tijde van belang
Artikel 4.2.2
1. Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de verboden bedoeld in artikel 8 en artikel 21 van de wet of handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften bedoeld in artikel 24 van de wet.
2. Burgemeester en wethouders leggen een boete op:
[…]
b. voor de eerste overtreding van artikel 21 a, b, c of d van de wet overeenkomstig kolom A van de in bijlage 3 genoemde tabel 2;
[…].
Bijlage 3 behorende bij artikel 4.2.2 Bestuurlijke boete, zoals die luidde ten tijde van belang
Onttrekken zonder vergunning: € 13.500,-.