ECLI:NL:RVS:2019:4038
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 29 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor drie vreemdelingen, die op 16 februari 2017 door de staatssecretaris was afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 9 oktober 2017. De rechtbank Den Haag heeft op 29 januari 2019 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen.
De staatssecretaris heeft vervolgens op 12 september 2019 opnieuw het bezwaar van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S.J. Koolen, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst het beroep tegen het besluit van 12 september 2019 terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen en is er griffierecht opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.