ECLI:NL:RBDHA:2020:15099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
AWB 19/9888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure inzake mvv-aanvraag voor Eritrese verzoekers

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 december 2020, is het verzoek van Eritrese verzoekers om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, hadden hun beroep ingetrokken nadat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hen machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv's) had verleend. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een tegemoetkoming, omdat de verzoekers pas in beroep aan hun bewijslast hadden voldaan. De rechtbank stelde vast dat de verzoekers de bewijslast van hun identiteit en familierechtelijke relatie met de referente al bij hun aanvraag hadden moeten aantonen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van het beroep niet kon worden aangemerkt als een erkenning van onrechtmatigheid van het eerdere besluit van de verweerder. Daarom werd het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om tijdig aan hun bewijslast te voldoen en de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , V-nummer [v-nummer] ,

[verzoeker 2], V-nummer [v-nummer] ,
[verzoeker 3], V-nummer [v-nummer] ,
allen met de Eritrese nationaliteit
tezamen: verzoekers
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder heeft op 9 juli 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Bij besluit van 16 februari 2017 heeft verweerder de aanvraag van
[referente] (referente) voor het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ten behoeve van eisers afgewezen.
2. Bij besluit van 14 maart 2017 heeft verweerder het bezwaar van eisers kennelijk ongegrond verklaard.
3. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft bij uitspraak van 29 januari 2019 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. [1] Hiertegen heeft verweerder hoger beroep ingesteld.
4. Tijdens de hoger beroepsprocedure heeft verweerder op 12 september 2019 opnieuw op het bezwaar beslist.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft bij uitspraak van
29 november 2019 het hoger beroep van verweerder ongegrond verklaard. [2] De ABRvS heeft het beroep tegen het nieuwe besluit van 12 september 2019 naar deze rechtbank verwezen om te worden behandeld op grond van artikel 6:19, eerste en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6. Bij brief van 29 juni 2020 hebben verzoekers een deskundigenrapport Verwantschapsonderzoek van Verilabs toegezonden en verzocht om vergoeding van de kosten voor het deskundigenrapport (DNA-onderzoek).
7. Daarop heeft verweerder op 9 juli 2020 medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 12 september 2019 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij alleen reden ziet om het griffierecht te betalen. Verweerder ziet geen reden om de kosten voor het deskundigenrapport te vergoeden aangezien het DNA-onderzoek pas in beroep is opgestart, en het resultaat van het onderzoek dus niet eerder betrokken had kunnen worden bij het bestreden besluit.
8. Op 11 augustus 2020 heeft verweerder een nieuw besluit genomen waarmee verweerder de aanvraag van verzoekers heeft ingewilligd. In dat besluit heeft verweerder aangegeven geen reden te zien om proceskosten te vergoeden aangezien geen sprake is van een aan verweerder te verwijten onrechtmatigheid waardoor het primaire besluit is herroepen.
9. Verzoekers hebben daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor hun proceskosten en de kosten voor het deskundigenrapport.
Beoordeling proceskosten
10. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
11. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
12. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [3] volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Volgens de ABRvS is bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen informatie geen sprake van tegemoetkomen.
13. De rechtbank stelt vast dat verzoekers het deskundigenrapport tijdens de beroepsprocedure hebben overgelegd. Gelet op dat resultaat heeft verweerder een nieuw besluit genomen en heeft hij de aanvragen van verzoekers ingewilligd. De reden voor het nieuwe besluit is gelegen in het resultaat van het DNA-onderzoek op basis waarvan verweerder de identiteit en familierechtelijke relatie tussen verzoekers en referente aannemelijk heeft gevonden. Met het deskundigenrapport hebben verzoekers voldaan aan de bewijslast die al bij hun aanvraag op hen rustte. Zij hebben een aanvraag ingediend in het kader van nareis. Bij die aanvragen dragen zij de bewijslast van hun identiteit en familierechtelijke relatie met referente. Met het deskundigenrapport hebben zij aan die bewijslast voldaan. Zij hebben dus niet al bij de aanvraag of uiterlijk ten tijde van de eerste beslissing op bezwaar aan hun bewijslast voldaan. [4] Verweerder heeft met de intrekking van zijn besluit van 12 september 2019 en zijn besluit van 11 augustus 2020 dan ook niet erkend dat zijn besluit van 12 september 2019 onrechtmatig was. Het nieuwe besluit kan daarom niet worden aangemerkt als een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming. De rechtbank ziet dan ook geen reden om het verzoek om vergoeding van de proceskosten (rechtsbijstand en het deskundigenrapport) toe te wijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 4 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.
4.Vgl. de uitspraak van de ABRvS van 28 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2299.