ECLI:NL:RVS:2019:4020

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
201904375/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

Op 27 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van een aan een vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 april 2018, en later op 13 februari 2019, besloten om de verblijfsvergunning in te trekken. De rechtbank had op 22 mei 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak.

De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd opgemerkt dat de vraag die in de grief werd opgeworpen, eerder was beantwoord in een uitspraak van 25 november 2019. De Raad concludeerde dat de grief faalde en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 november 2019, en de beslissing werd vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. O. van Loon, griffier.

Uitspraak

201904375/1/V2.
Datum uitspraak: 27 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 22 mei 2019 in zaak nr. NL18.8459 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2018, aangevuld bij besluit van 13 februari 2019, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken.
Bij uitspraak van 22 mei 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De in de grief opgeworpen vraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 25 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3960, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak vloeit voort dat deze grief faalt.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister, nu de staatssecretaris, moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Van Loon
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2019
284-853.