ECLI:NL:RVS:2019:4020
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd
Op 27 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van een aan een vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 april 2018, en later op 13 februari 2019, besloten om de verblijfsvergunning in te trekken. De rechtbank had op 22 mei 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak.
De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd opgemerkt dat de vraag die in de grief werd opgeworpen, eerder was beantwoord in een uitspraak van 25 november 2019. De Raad concludeerde dat de grief faalde en dat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 november 2019, en de beslissing werd vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. O. van Loon, griffier.