ECLI:NL:RVS:2019:3777
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- H.G. Sevenster
- A. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en terugwijzing naar rechtbank
Op 7 november 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 18 februari 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank had op 1 april 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Noot, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In de uitspraak van de Raad van State werd geoordeeld dat de rechtbank niet had onderkend dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring ten onrechte had gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, nadat de asielaanvraag van de vreemdeling was afgewezen. De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde en verklaarde het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd teruggeworpen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moest nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.