ECLI:NL:RVS:2019:3776
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H.G. Sevenster
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en terugkeerbesluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 23 mei 2019. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het terugkeerbesluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 11 april 2019 was afgewezen. De staatssecretaris had de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 november 2019 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank de zaak onterecht had beoordeeld. De vreemdeling had rechtmatig verblijf gehad gedurende de termijn voor het instellen van beroep en het verzoek om voorlopige voorziening. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de juridische nuances rondom asielaanvragen en de rechten van vreemdelingen in het kader van terugkeerbesluiten. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van het rechtmatig verblijf van vreemdelingen na afwijzing van hun asielverzoek.