ECLI:NL:RVS:2019:3541

Raad van State

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
201806557/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
  • H. Troostwijk
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 28 mei 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank heeft op 1 augustus 2018 het beroep gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de rechtsvragen behandeld. De eerste grief van de staatssecretaris, die betrekking had op het niet toepassen van het vierogenbeginsel in asielzaken, is door de Afdeling beantwoord in een eerdere uitspraak van 5 september 2019. De Afdeling concludeert dat het niet toepassen van dit beginsel niet automatisch leidt tot onzorgvuldige besluitvorming in asielzaken, waardoor deze grief slaagt.

De tweede grief van de staatssecretaris betreft de gegrondverklaring van het beroep van de echtgenote van de vreemdeling door de rechtbank. De Afdeling heeft in een andere uitspraak van vandaag het hoger beroep van de staatssecretaris in die zaak gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Hierdoor slaagt ook deze grief.

De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

201806557/1/V2.
Datum uitspraak: 22 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 1 augustus 2018 in zaak nr. NL18.10105 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 augustus 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Jonker, advocaat te Lemmer, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in de eerste grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling beantwoord bij uitspraak van 5 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2986. Uit de overwegingen van deze uitspraak volgt dat het niet in alle asielzaken toepassen van het vierogenbeginsel er niet toe leidt dat de besluitvorming in asielzaken alleen al daarom onzorgvuldig is.
Hieruit vloeit voort dat de grief slaagt.
2.    De staatssecretaris klaagt in zijn tweede grief dat de rechtbank ten onrechte het beroep gegrond heeft verklaard onder verwijzing naar de gegrondverklaring van het beroep van de echtgenote van de vreemdeling. Bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2019:3531, heeft de Afdeling het hoger beroep van de staatssecretaris, gericht tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak van de echtgenote van de vreemdeling, gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank.
Alleen al daarom slaagt de grief.
3.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 1 augustus 2018 in zaak nr. NL18.10105;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Van de Sluis
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2019
802-897.