ECLI:NL:RVS:2019:3239
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 6 februari 2019. De rechtbank had in die uitspraak de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris had de aanvraag van de vreemdeling op 9 november 2016 afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar op 9 mei 2017 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Riel, heeft in de procedure een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag die in de enige grief is opgeworpen, beantwoord in een eerdere uitspraak van 15 april 2019. De Afdeling concludeert dat de grief slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt teruggeworpen naar de rechtbank voor een inhoudelijke beoordeling van andere beroepsgronden van de vreemdeling. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is als volgt: het hoger beroep wordt gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt teruggeworpen naar de rechtbank voor verdere behandeling.