ECLI:NL:RVS:2019:3237
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank inzake de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel
Op 25 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard op 14 januari 2019. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.S. Nandoe, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft in haar uitspraak de rechtsvragen die door de vreemdeling zijn opgeworpen, beoordeeld. Ten eerste werd de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De Afdeling concludeerde dat, hoewel de rechter en griffier niet op hun mobiele werkplek hadden ondertekend, dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak, omdat de tekst van de uitspraak op het moment van ondertekening identiek was aan die in het digitaal dossier.
Daarnaast werd de vraag over de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank behandeld, waarbij de Afdeling oordeelde dat ook deze klacht terecht was, maar niet leidde tot vernietiging van de uitspraak. De vreemdeling had verder grieven ingediend die niet tot vernietiging van de uitspraak leidden, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatige rechtsbijstand.