ECLI:NL:RVS:2019:3068
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 6 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 februari 2018 aanvragen van vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen, afgewezen. Hiertegen maakten de vreemdelingen bezwaar, dat door de staatssecretaris op 3 januari 2019 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 31 juli 2019 het beroep van de vreemdelingen gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en bepaalde dat deze binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de staatssecretaris niet om de gevraagde mvv's te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak heeft geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, tot een bedrag van € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 september 2019.