ECLI:NL:RVS:2019:2983
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening vreemdeling inzake inreisverbod en rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, en daarnaast verzocht om opheffing van een inreisverbod. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 3 oktober 2018 afgewezen, en het daartegen gemaakte bezwaar werd op 5 december 2018 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 12 juli 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet naar Afghanistan voordat er op het hoger beroep was beslist. Hij stelde dat uitzetting in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter overwoog dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De vreemdeling had asielgerelateerde redenen om niet naar Afghanistan terug te keren, maar deze konden in het kader van de procedure over het inreisverbod niet als reden dienen voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 augustus 2019.