201905816/2/A3.
Datum uitspraak: 4 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2019 in zaak nr. 18/7274 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Amstelveen,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2018 heeft het college de aanvraag van [wederpartij] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2018 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 9 juli 2019 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 november 2018 vernietigd, het besluit van 3 augustus 2019 herroepen, bepaald dat deze uitspraak in de plaats van het vernietigde besluit treedt en het college opgedragen een urgentieverklaring aan [wederpartij] te verlenen.
Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft het college de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 augustus 2019, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.R. Bisoen, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. L.M. Ravestijn, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van het college strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat in afwachting van de uitspraak op het door het college ingestelde hoger beroep de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst, voor zover daarbij het college is opgedragen een urgentieverklaring aan [wederpartij] te verlenen.
3. Een inhoudelijke beoordeling van het door het college ingestelde hoger beroep vergt nader onderzoek, waarbij [wederpartij] in de gelegenheid moet worden gesteld op de door het college eerst zeer kort voor de zitting ter behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening ingediende gronden in te gaan en desgewenst stukken dienaangaande in te brengen, aangezien zij daartoe voorafgaand aan de zitting onvoldoende in de gelegenheid is geweest. Beoordeling van de standpunten van het college en van [wederpartij] zal daarom in de bodemprocedure moeten plaatsvinden.
4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat niet op voorhand vast dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de uitspraak van de rechtbank in stand zal blijven en dat het college een urgentieverklaring aan [wederpartij] had moeten verlenen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter onder meer in aanmerking dat het college heeft uiteengezet dat ten tijde van het besluit op bezwaar niet is gebleken dat het huisvestingsprobleem van [wederpartij] urgent was en dat dit niet kon worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening, zoals de door de GGD aan [wederpartij] geboden opvang en deelname aan het traject ‘maatschappelijke opvang’, en dat evenmin is gebleken dat niet van [wederpartij] kon worden gevergd buiten de regio Amstelveen te gaan wonen.
5. Nu niet is gebleken dat [wederpartij] niet langer op haar huidige adres zou kunnen blijven wonen, en in aanmerking genomen dat het op grond van de aangevallen uitspraak aan [wederpartij] verstrekken van een urgentieverklaring tot onomkeerbare gevolgen zou kunnen leiden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2019 in zaak nr. 18/7274, voor zover daarbij het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen is opgedragen een urgentieverklaring aan [wederpartij] te verstrekken.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. De Wilde
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019
598.