ECLI:NL:RVS:2019:2978
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vrijheidsontnemende maatregel aan vreemdeling
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 19 februari 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling had op 18 januari 2019 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen. In hoger beroep werd door de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank aan de orde gesteld. De Afdeling heeft deze rechtsvraag eerder beantwoord in een uitspraak van 30 april 2019. De Afdeling oordeelde dat de klacht over de digitale ondertekening terecht was, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de griffier had verklaard dat de uitspraak correct was ondertekend.
Daarnaast oordeelde de Afdeling dat de overige grieven in het hogerberoepschrift niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 augustus 2019.