ECLI:NL:RVS:2019:2977

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
201905605/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 25 juni 2019. De vreemdeling heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. Op 17 juli 2019 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, schadevergoeding toegekend en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld in de proceskosten. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, omdat de rechtbank de staatssecretaris niet had veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor het verschijnen ter zitting.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 30 augustus 2019 behandeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had nagelaten de staatssecretaris te veroordelen in de gemaakte kosten voor het verschijnen ter zitting. De grieven van de vreemdeling werden gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 augustus 2019, en de betrokken rechters hebben de beslissing gezamenlijk vastgesteld.

Uitspraak

201905605/1/V3.
Datum uitspraak: 30 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 juli 2019 in zaak nr. NL19.15426 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 17 juli 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de vreemdeling schadevergoeding toegekend en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    In de beide grieven klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten de staatssecretaris te veroordelen in de gemaakte kosten voor het verschijnen ter zitting.
1.1.    Wanneer de rechtbank een beroep gegrond verklaart, is dat in de regel aanleiding om een proceskostenveroordeling ten laste van het verwerende bestuursorgaan uit te spreken, voor zover sprake is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Er is geen aanleiding in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken, omdat de rechtbank het beroep van de vreemdeling ter zitting heeft behandeld en de gemachtigde van de vreemdeling daar is verschenen. De rechtbank heeft daarom ten onrechte de staatssecretaris niet veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor het verschijnen ter zitting.
De grieven slagen.
2.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover daarbij is nagelaten de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten voor het verschijnen ter zitting. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 juli 2019 in zaak nr. NL19.15426, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten voor het verschijnen ter zitting;
III.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Leeuwen
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2019
373-846.