ECLI:NL:RVS:2019:2974
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag over vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 februari 2019, waarin het beroep van de vreemdeling ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De vreemdeling had een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen op 18 januari 2019. De rechtbank oordeelde dat de maatregel rechtmatig was en dat er geen grond was voor schadevergoeding. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 30 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2974, de rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank behandeld. De Afdeling concludeert dat de klacht over de digitale ondertekening terecht is voorgedragen, maar dat dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De griffier heeft verklaard dat de uitspraak correct is ondertekend en dat de tekst van de uitspraak overeenkomt met die in het digitaal dossier.
De Afdeling oordeelt verder dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.