201809902/1/A3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Oldenzaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 november 2018 in zaak nr. 18/162 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal.
Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2017 heeft het college het verzoek van [appellant] van 31 juli 2017 om schadevergoeding afgewezen, het verzoek om documenten te verwijderen van de gemeentelijke website op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) aangemerkt als een verzoek om de documenten te anonimiseren en dit verzoek ingewilligd en het verzoek om rectificaties te plaatsen op de gemeentelijke website en in de media afgewezen.
Bij besluit van 11 september 2017 heeft het college het verzoek om toekenning van een dwangsom wegens te laat beslissen op het verzoek van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2017 heeft het college het door [appellant] tegen de besluiten van 4 september 2017 en 11 september 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 november 2017 vernietigd voor zover daarbij het bezwaar van [appellant] tegen de afwijzing van de verzoeken om documenten te verwijderen van de gemeentelijke website en rectificaties te plaatsen op de gemeentelijke website en in de media, ongegrond is verklaard, het bezwaar in zoverre niet-ontvankelijk verklaard, bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 29 november 2017 en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2019, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E.S. Fikkert, advocaat te Almelo, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.H.P. Bullens, advocaat te Nijmegen, en E.S.M. Slot, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] organiseerde vier bijeenkomsten voor de cursus "Leergang en Dialoog 2016/2017" in het stadhuis. Na de eerste bijeenkomst heeft het college geconstateerd dat er geen direct gemeentelijk belang is en de cursus niet door of namens de gemeente wordt georganiseerd. Daarom is de toestemming om het stadhuis te gebruiken voor de resterende bijeenkomsten ingetrokken. [appellant] heeft in een mail van 20 februari 2017 de leden van de gemeenteraad van Oldenzaal medegedeeld dat door handelen van de burgemeester en het college, naar aanleiding van de intrekking van de toestemming, de raadsleden medeverantwoordelijk zijn gemaakt in een dossier betreffend onbehoorlijk bestuur. Bij het mailbericht is alle eerdere correspondentie gevoegd. Deze mail is, inclusief bijlagen, als ingekomen stuk op de agenda van de raad gezet. De agenda is met alle ingekomen stukken op de gemeentelijke website geplaatst.
Omvang geding
2. Naar aanleiding hiervan heeft [appellant], voor zover in de bestuursrechtelijke procedures nog relevant, het volgende gedaan:
1. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen het plaatsen van zijn mail op de gemeentelijke website.
2. [appellant] heeft met een beroep op de Wbp verzocht zijn mail te verwijderen van de gemeentelijke website.
3. [appellant] heeft verzocht om rectificaties te plaatsen op de gemeentelijke website en in de media.
4. [appellant] heeft verzocht om een schadevergoeding.
3. In deze uitspraak komen punt 2, 3 en 4 aan de orde. In de uitspraak van de Afdeling van heden (ECLI:NL:RVS:2019:2847) komt punt 1 aan de orde. Wat in het hogerberoepschrift is aangevoerd met betrekking tot punt 1 valt buiten de omvang van dit geding en wordt in deze uitspraak niet besproken. Hoger beroep
4. [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van 31 juli 2017 heeft beperkt tot een verzoek om zijn persoonsgegevens op grond van artikel 36 van de Wbp te anonimiseren en vervolgens ten onrechte heeft overwogen dat hij niets had aangevoerd tegen het anonimiseren. Hij had namelijk aangevoerd dat zijn persoonsgegevens ten onrechte en zonder motivering niet waren geanonimiseerd bij het plaatsen van de mail op de gemeentelijke website en dat het anonimiseren niet goed is uitgevoerd.
Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de weigering om de mail van de website te halen en om rectificaties op de website en in de media te plaatsen, een weigering om een feitelijke handeling uit te voeren is en dus geen besluit.
Vervolgens voert [appellant] aan dat de rechtbank zijn verzoek om schadevergoeding ten onrechte heeft afgewezen. Zijn eer en goede naam zijn aangetast doordat niet direct en bovendien op onjuiste wijze is overgegaan tot anonimiseren. Zo is hij genoemd in krantenartikelen. Daarnaast heeft hij kosten gemaakt voor het ontwikkelen van de cursus en heeft hij tijd en energie moeten steken in het beperken van de schade, aldus [appellant].
Ten slotte voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college geen dwangsommen aan hem is verschuldigd, omdat het binnen twee weken na de ingebrekestelling een besluit heeft genomen. Daartoe voert hij aan dat de geanonimiseerde delen van de mail tot januari 2018 nog eenvoudig zichtbaar te maken waren. Gelet hierop is het besluit van 4 september 2017 volgens hem slechts een mededeling dat tot anonimiseren zou worden overgegaan en is het daadwerkelijke besluit pas in januari 2018 genomen. Daarom zijn volgens [appellant] dwangsommen verbeurd.
Beoordeling hoger beroep
5. Op 25 mei 2018 is de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming in werking getreden. Ingevolge artikel 51 van deze wet is de Wbp toen ingetrokken. In dit geding dient evenwel nog te worden getoetst aan de bepalingen uit de Wbp zoals die luidden ten tijde van de besluiten van 11 september 2017 en 29 november 2017.
5.1. Het verzoek van [appellant] van 31 juli 2017 luidt als volgt: "Ondergetekende stelt het College van B&W aansprakelijk voor het openbaar maken van de confidentiële documenten, de persoonlijke gegevens en de n.a.w. gegevens van ondergetekende.
Ondergetekende verzoekt het College van B&W Gemeente Oldenzaal middels dit schrijven expliciet om de openbaar gemaakte confidentiële documenten […] van de klachtenprocedure […] te verwijderen van de site […] en andere digitale media.
Ondergetekende eist dat het College van B&W Gemeente Oldenzaal voorts het ingekomen stuk verwijdert van de openbare raadsagenda en de confidentiële documenten publiekelijk ontoegankelijk maakt.
Ondergetekende eist dat het College van B&W op de site kenbaar maakt dat het volledige pdf bestand van de site is gehaald wegens het abusievelijk en wederrechtelijk plaatsen van deze stukken.
Ondergetekende eist dat het College van B&W Oldenzaal de media die de documenten heeft gebruikt voor publicatie als artikel d.d. 14 april 2017 in overleg met ondergetekende een rectificatie toezend. Waarin burgemeester Schouten zijn opmerkingen geplaatst in deze media schriftelijk terugneemt […].
Ondergetekende beroept zich in deze op de Wet bescherming persoonsgegevens wijst in dit kader op de artikelen 35 en 36 als mede op de mogelijkheid tot eisen van een schadevergoeding artikel 49 […]".
5.2. Gelet op de bewoordingen van het onder 5.1 geciteerde verzoek heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college het verzoek in redelijkheid mede heeft kunnen aanmerken als een verzoek om de persoonsgegevens van [appellant] in de op de website geplaatste stukken te anonimiseren op grond van artikel 36 van de Wbp. De rechtbank heeft vervolgens terecht geconstateerd dat [appellant] tegen het besluit om zijn persoonsgegevens te anonimiseren als zodanig in beroep geen gronden heeft aangevoerd. Ook in hoger beroep heeft hij dat niet gedaan. Wat [appellant] heeft aangevoerd, heeft onder meer betrekking op de verwerking van de persoonsgegevens door het plaatsen van de mail met de persoonsgegevens op de gemeentelijke website. Verder heeft wat [appellant] heeft aangevoerd betrekking op de uitvoering van het besluit. Het besluit is tot januari 2018 niet geheel juist uitgevoerd, doordat de geanonimiseerde delen van de mail nog eenvoudig terug te halen waren. De uitvoering van een besluit is echter een feitelijke handeling en staat daarom in deze zaak niet ter toets.
5.3. Het verzoek om de mail te verwijderen van de gemeentelijke website en de verzoeken om rectificatie heeft de rechtbank terecht aangemerkt als verzoeken om feitelijk handelen. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de afwijzing van deze verzoeken geen Awb-besluit oplevert.
5.4. [appellant] heeft verzocht om hem schadevergoeding toe te kennen vanwege het plaatsen van de mail op de website. Dit verzoek van [appellant] ziet daarom op schadevergoeding wegens feitelijk handelen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat zich dus geen van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb opgenomen omstandigheden voordoet op grond waarvan een veroordeling tot vergoeding van geleden schade kan worden uitgesproken. [appellant] zal zich daarvoor moeten wenden tot de burgerlijke rechter.
5.5. Ten slotte heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat er geen dwangsommen zijn verschuldigd. Zoals onder 5.2 overwogen, is de uitvoering van een besluit een feitelijke handeling. Het besluit is op 4 september 2017 genomen, dus binnen twee weken na de ingebrekestelling van 1 september 2017. Dat het besluit pas later geheel juist is uitgevoerd, betekent niet dat van die datum moet worden uitgegaan bij het bepalen of dwangsommen zijn verschuldigd.
5.6. De betogen falen.
Slotsom
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
w.g. Hagen w.g. Neuwahl
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2019
280-851.