ECLI:NL:RVS:2019:2793
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen watervergunning verleend door waterschap Rijn en IJssel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 oktober 2018, waarin het beroep van [appellant] gegrond werd verklaard. Het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rijn en IJssel had op 31 augustus 2017 een watervergunning verleend aan [appellant]. Na bezwaar van [appellant] tegen een besluit van 11 april 2018, waarin het college het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft de rechtbank de uitspraak van 5 oktober 2018 gedaan. Deze uitspraak vernietigde het besluit van 11 april 2018 en verklaarde het bezwaar tegen de watervergunning niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 juli 2019 behandeld. [appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de uitspraken van de Afdeling van 30 maart 2016 wenst te herzien, maar heeft geen gronden aangevoerd tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is, omdat [appellant] niet heeft betoogd waarom de overwegingen van de aangevallen uitspraak niet juist zijn. Tevens zijn eerdere herzieningsverzoeken van [appellant] afgewezen als kennelijk ongegrond.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.