ECLI:NL:RVS:2019:2780

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
201906130/1/A3 201906130/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen huisverbod opgelegd door burgemeester

In deze zaak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 augustus 2019. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met een huisverbod dat door de burgemeester van Rotterdam is opgelegd op 8 augustus 2019. Dit huisverbod heeft een duur van tien dagen en is opgelegd in het kader van de bescherming tegen huiselijk geweld. De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft op 15 augustus 2019 de mondelinge uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester bevoegd was om het huisverbod op te leggen, wordt in hoger beroep niet bestreden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester gebruik mocht maken van deze bevoegdheid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] in de besluitvorming heeft betrokken, maar dat deze omstandigheden, waaronder medische klachten, niet noopten tot de conclusie dat het huisverbod onevenredig was.

De voorzieningenrechter concludeert dat het oordeel van de rechtbank dat [verzoeker] als agressor moet worden aangemerkt, niet in geschil is gebracht. De burgemeester was daarom niet verplicht om te onderzoeken of de achterblijvers elders konden worden gehuisvest. Tot slot is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in een openbare zitting, waarbij de voorzieningenrechter en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201906130/1/A3 en 201906130/2/A3.
Datum uitspraak: 15 augustus 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Rotterdam,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 13 augustus 2019 in zaak nrs. C/10/579814 / KG ZA 19-831 en C/10/579812 / FA RK 19-6886 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Openbare zitting gehouden op 15 augustus 2019 om 16.00 uur.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter;
mr. T. Hartsuiker, griffier.
Verschenen:
De burgemeester van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. Codrington.
[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank van 13 augustus 2019 en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft een besluit van 8 augustus 2019, waarbij de burgemeester aan [verzoeker] voor de duur van tien dagen een huisverbod heeft opgelegd.
De voorzieningenrechter:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Daarbij wordt het volgende overwogen.
- Het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester bevoegd was het huisverbod op te leggen, wordt in hoger beroep niet bestreden.
- De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat de burgemeester van die bevoegdheid gebruik mocht maken.
- Blijkens de gedingstukken, waaronder het in het besluit van 8 augustus 2019 vermelde Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld en processen-verbaal van de politie, heeft de burgemeester de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] bij de besluitvorming betrokken. Niet is gebleken dat [verzoeker] wegens zijn medische klachten op het gebruik van de woning is aangewezen.
- Die persoonlijke omstandigheden, waaronder de medische situatie van [verzoeker], noopten de burgemeester niet tot het oordeel dat oplegging van het huisverbod onevenredig is.
- Het oordeel van de rechtbank dat [verzoeker] als agressor moet worden aangemerkt, wordt in hoger beroep niet bestreden.
- De burgemeester hoefde daarom niet nader te onderzoeken of de achterblijvers elders konden worden gehuisvest.
- Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Hartsuiker
voorzieningenrechter griffier