ECLI:NL:RBROT:2019:10704
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- B. Oonincx
- E. van Alebeek-Baars
- Rechtspraak.nl
Huisverbod opgelegd aan verzoeker wegens ernstig en onmiddellijk dreigend gevaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een huisverbod dat was opgelegd aan verzoeker door de burgemeester van Rotterdam. Het huisverbod was opgelegd op 8 augustus 2019, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van de achterblijvers een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor hun veiligheid. Verzoeker, die als agressor werd aangemerkt, had zijn echtgenote geslagen, wat hij niet ontkende. De rechtbank oordeelde dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening aanwezig was, aangezien verzoeker geen toegang had tot zijn woning door het huisverbod. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod had kunnen opleggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de impact van het incident op de achterblijvers, waaronder de zoon van de achterblijver die angst had om verzoeker tegen te komen. De rechtbank verwierp de argumenten van verzoeker dat er geen rekening was gehouden met zijn psychiatrische klachten en dat er sprake was van schending van zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.