ECLI:NL:RVS:2019:27

Raad van State

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
201810321/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding

Op 4 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van uitzetting totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 december 2018. De rechtbank had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 geweigerd. De vreemdelingen hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en vroegen de voorzieningenrechter om hen te beschermen tegen uitzetting en om opvang en verstrekkingen te regelen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdelingen in overweging genomen, met inachtneming van eerdere uitspraken, waaronder een relevante uitspraak van 20 december 2016. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening toewijsbaar is, gezien de omstandigheden van de zaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep, en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 512,00 aan proceskosten, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

201810321/2/V2.
Datum uitspraak: 4 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 december 2018 in zaken nrs. NL18.14966 en NL18.14967 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 20 juli 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en ambtshalve geweigerd vreemdeling 1 krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 uitstel van vertrek te verlenen.
Bij uitspraak van 3 december 2018 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hun gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Duyster
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2019
806.