ECLI:NL:RVS:2019:27
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding
Op 4 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van uitzetting totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 december 2018. De rechtbank had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 geweigerd. De vreemdelingen hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en vroegen de voorzieningenrechter om hen te beschermen tegen uitzetting en om opvang en verstrekkingen te regelen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdelingen in overweging genomen, met inachtneming van eerdere uitspraken, waaronder een relevante uitspraak van 20 december 2016. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening toewijsbaar is, gezien de omstandigheden van de zaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep, en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 512,00 aan proceskosten, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.