ECLI:NL:RVS:2019:2597
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning en inreisverbod
Op 29 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 22 mei 2017, waarin de verblijfsvergunning van de vreemdeling werd ingetrokken en hem werd opgedragen de Europese Unie binnen vier weken te verlaten, met een inreisverbod als gevolg. De vreemdeling had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 29 december 2017 het beroep van de vreemdeling tegen de intrekking van de verblijfsvergunning niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek van de vreemdeling strekt tot schorsing van de rechtsgevolgen van het besluit van 22 mei 2017 en dat hij gedurende het hoger beroep moet worden behandeld alsof hij in het bezit is van een verblijfsvergunning. Tevens verzocht de vreemdeling om te bepalen dat hij niet mag worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat het hoger beroep is behandeld, maar heeft geen verdere voorzieningen getroffen vanwege de onvoorziene gevolgen daarvan. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.