ECLI:NL:RVS:2019:2592
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 23 april 2018. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 6 november 2018 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvragen die in het hoger beroep zijn opgeworpen, beoordeeld. De eerste grief betreft de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling heeft eerder in een andere uitspraak (ECLI:NL:RVS:2019:1400) geoordeeld dat de klacht over de ondertekening terecht is, maar dat dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechter en griffier hebben verklaard dat de uitspraak correct is ondertekend.
De tweede grief betreft de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, welke ook eerder is behandeld in een andere uitspraak (ECLI:NL:RVS:2019:1390). De Afdeling concludeert dat deze klacht eveneens terecht is, maar ook dit leidt niet tot vernietiging van de uitspraak.
De grieven 2 en 3 van de vreemdeling leiden evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat deze grieven geen vragen bevatten die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Uiteindelijk wordt het hoger beroep als kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling.