ECLI:NL:RVS:2019:2584
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 mei 2018 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard op 11 juni 2018. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvragen die door de vreemdeling zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak en de openbaarmaking van de uitspraak, behandeld. De Afdeling concludeert dat de klachten van de vreemdeling terecht zijn voorgedragen, maar dat deze niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechter en griffier hebben verklaard dat de uitspraak correct is ondertekend en dat de tekst van de uitspraak overeenkomt met die in het digitaal dossier.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 juli 2019.