ECLI:NL:RVS:2019:2509
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- H.G. Sevenster
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet in behandeling name van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel
Op 7 februari 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank heeft op 7 maart 2019 het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de rechtsvraag over de uitleg van het begrip 'verlopen' in artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening behandeld. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grief van de staatssecretaris slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de Afdeling toetst het besluit van 7 februari 2019 aan de beroepsgronden die bij de rechtbank zijn aangevoerd.
De vreemdeling heeft betoogd dat de staatssecretaris ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij een broer in Nederland heeft. De staatssecretaris heeft echter terecht geoordeeld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat het overdragen van de vreemdeling aan de verantwoordelijke lidstaat onevenredige hardheid zou opleveren. De beroepsgrond van de vreemdeling faalt, en het beroep wordt ongegrond verklaard. De beslissing van de Afdeling is dat het hoger beroep gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep ongegrond wordt verklaard.