ECLI:NL:RVS:2019:2501

Raad van State

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
201806117/3/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van gedingstukken in hoger beroep inzake nalatenschap

In deze zaak hebben de erven van een overledene hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De erven hebben verzocht om beperking van de kennisneming van bepaalde gedingstukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek is gedaan omdat de erven van mening zijn dat de stukken bijzondere persoonsgegevens bevatten die de privacy van de betrokkenen kunnen schaden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken van de erven beoordeeld en een afweging gemaakt tussen het belang van de privacy van de erven en het belang van de andere partijen om kennis te nemen van relevante informatie voor het hoger beroep.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de erven belang hebben bij het beschermen van hun persoonlijke levenssfeer, maar dat dit belang niet opweegt tegen het belang van de andere partijen om kennis te nemen van de identiteit van de erven als erfgenamen. De Afdeling heeft daarom besloten dat bepaalde delen van de verklaring van executele en de brief van de executeur-testamentair niet geheim gehouden kunnen worden. De Afdeling heeft het verzoek tot beperking van kennisneming voor een deel ingewilligd, maar ook afgewezen voor andere delen. De erven zijn verzocht om binnen zeven dagen een ongeschoonde versie van de stukken in te dienen, zodat de Afdeling en de andere partijen de benodigde informatie kunnen ontvangen.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen in zaken die betrekking hebben op privacy en openbaarheid van informatie in het bestuursrecht. De beslissing van de Afdeling is een voorbeeld van hoe de rechter omgaat met verzoeken tot beperking van kennisneming in het kader van rechtsbescherming en transparantie.

Uitspraak

201806117/3/A1.
Datum beslissing: 19 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
de erven van [overledene],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juni 2018 in zaken nrs. 17/6844 en 17/6937 in het geding tussen:
de erven
en
het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek.
Procesverloop
Wijlen [overledene], laatstelijk gewoond hebbend te ’t Loo Oldenbroek, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juni 2018 in zaken nrs. 17/6844 en 17/6937.
De erven van [overledene] hebben een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft:
• een verklaring van executele van 23 april 2019
• een brief van de executeur-testamentair van 25 april 2019
Overwegingen
1.    De erven hebben de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    De erven hechten er uit een oogpunt van privacy waarde aan dat de verklaring van executele en de brief van de executeur-testamentair niet worden verstrekt aan andere partijen. De stukken bevatten volgens de erven namelijk bij uitstek bijzondere persoonsgegevens, te weten gegevens over de afwikkeling van de nalatenschap. Volgens de erven gaat het derden niets aan wie welk deel van de nalatenschap heeft geërfd.
Bij uitspraak van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1092, heeft de Afdeling een verzoek van de erven om beperkte kennisname van een brief van 2 april 2019 met daarin hun namen en adressen afgewezen. Zoals de Afdeling in die uitspraak heeft overwogen moeten de erven hun identiteit bekendmaken, aangezien zij het hoger beroep van [overledene] willen voortzetten. De erven hebben naar aanleiding van deze uitspraak een ongeschoonde versie van de brief van 2 april 2019 aan de Afdeling en de andere partijen gezonden.
In de bodemzaak is onderdeel van de identiteit van de erven dat zij, zoals zij stellen, erfgenaam zijn van wijlen [overledene]. De zittingskamer in de bodemzaak heeft ter vaststelling hiervan de erven verzocht een verklaring van executele over te leggen. De andere partijen hebben belang bij kennisname van de verklaring van executele voor zover daardoor de identiteit van de erven als erfgenaam van wijlen [overledene] komt vast te staan. Daarvoor moeten de andere partijen kennis kunnen nemen van de aanhef en de onderdelen 1, 5 gedeeltelijk, 6, 7 en 8 van de verklaring van executele. Kennisname van de onderdelen 2, 3 4 en 5 laatste drie regels van de verklaring van executele is daarvoor niet nodig.
De brief van de executeur-testamentair van 25 april 2019 bevat naast de naam van wijlen [overledene] geen ander persoonsgegeven dan de naam van de executeur-testamentair. De naam van de executeur-testamentair is al in die hoedanigheid vermeld in de hiervoor vermelde brief van 2 april 2019. Voor beperking van de kennisneming van de brief van de executeur-testamentair van 25 april 2019 bestaat daarom geen grond.
Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de erven minder zwaar dan het belang van alle partijen om kennis te kunnen nemen van de volledige identiteit van alle partijen die deelnemen aan het geding. Voor het overige weegt het belang van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zwaarder.
4.    Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot beperkte kennisneming voor een deel gerechtvaardigd is. Voor het overige dient het verzoek te worden afgewezen. Dit geldt voor de brief van de executeur-testamentair en voor de volgende gedeelten van de verklaring van executele:
Aanhef
1. Overlijden
5. Vererving, behoudens de laatste drie regels
6. Executele; de executeur
7. Conclusie
8. Slotverklaring
5.    De Afdeling bepaalt dat de verklaring van executele van 23 april 2019 en de brief van de executeur-testamentair van 25 april 2019 worden teruggezonden aan de erven.
6.    Indien de erven geen gehoor geven aan het in dictumonderdeel III. aangeduide verzoek om een ongeschoonde versie van de brief van de executeur-testamentair en een versie van de verklaring van executele waarin alleen de gedeelten ten aanzien waarvan het verzoek om beperking van de kennisneming is ingewilligd onleesbaar zijn gemaakt, toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af wat betreft de brief van de executeur-testamentair van 25 april 2019 en wat betreft de volgende gedeelten van de verklaring van executele van 23 april 2019:
Aanhef
1. Overlijden
5. Vererving, behoudens de laatste drie regels
6. Executele; de executeur
7. Conclusie
8. Slotverklaring
II.    willigt het verzoek om beperking van de kennisneming voor het overige in;
III.    verzoekt de erven binnen 7 dagen na heden
-    de stukken opnieuw in te sturen; en voorts
-    een versie van de verklaring van executele van 23 april 2019 waarin de gedeelten ten aanzien waarvan het verzoek om beperking van de kennisneming is ingewilligd onleesbaar zijn gemaakt aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier