ECLI:NL:RVS:2019:2295

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
201805907/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 11 juli 2018 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had eerder, op 19 juni 2018, deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de overwegingen in de uitspraak. De vreemdeling, die politiek actief is in Nederland en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Soedan, heeft zijn aanvraag onderbouwd met de stelling dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Tijdens de zitting heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C. Pool, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de situatie in Soedan in overweging genomen, waar op 11 april 2019 president Omar Al-Bashir is afgezet. Gezien deze veranderde omstandigheden heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit betekent dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij hij de actuele situatie in Soedan in acht moet nemen.

De staatssecretaris is tevens veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 512,00 bedragen, volledig toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.

Uitspraak

201805907/1/V2.
Datum uitspraak: 8 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 11 juli 2018 in zaak nr. NL18.11551 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 11 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. Pool, advocaat te Arnhem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft aan zijn aanvraag, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat hij in Nederland politiek actief is en zijn activiteiten zich richten tegen de Soedanese autoriteiten. Het geschil gaat om de vraag of hij hierdoor bij terugkeer naar Soedan zal worden vervolgd of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.    Uit algemene nieuwsberichten volgt dat het Soedanese leger op 11 april 2019 president Omar Al-Bashir heeft afgezet en gearresteerd. Een militaire raad is nu aan de macht in Soedan. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaren en uitspraak van de rechtbank bevestigen, zodat de staatssecretaris een nieuw besluit kan nemen, waarbij hij de veranderde situatie in Soedan kan betrekken.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Engelhart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019
643.